Leugens door R. verteld, krantengeschryf verkeerd opgevat, berigten van anderen (een uit den Haag, een uit Maastricht) legde ik ter zy. Ik wachtte op tyding van U, die wat deze zaak aangaat, uitbleef sedert 27 December! Dit is een feit. Ik hoopte innig, dat er brieven waren verloren gegaan.-
Waar nu die brief van my aan U weer zwerft? Doch hoe bitter ook dit wegraken weer is - confidentieel was die brief zeker! - het doet niet tot de zaak. Immers, ook al hadde ik niet geschreven, ik wachtte op eenige mededeeling van het verhandelde in den Haag. Had ik al of niet regt daarop? Dit vraag ik U uitdrukkelyk.-
Myn toestand is, door R.'s onmagt, onwil of... domheid, zeer moeyelyk. Na het gebeurde met die armzalige f200. - vraagt hy me nu: òf ik ‘eenig’ geld noodig heb?
Voor myn arme vrouw is de loop die deze zaak genomen heeft, niet veel beter dan een moord. Ik heb R. dan ook o.a. geschreven, dat ik het ter zyner tyd verrekenen zal.
Hy vraagt me nu: ‘iets te schryven om de Regering te steunen.’ Ik antwoord dat de Regering eerst toonen moet geen schelmen en dieven te beschermen, en dat doet zy zoolang ik ronddool als een vogelvrye. ‘Als ik misdaad steunen wilde, zeg ik, had ik liever in Indië moeten blyven en meeknoeien om me daar resident en later minister te laten maken’ &c.
Het stortbad van zegeningen waarvan ge in December spraakt schynt dus vry wel opgedroogd te zyn. Intusschen leef ik sedert dat wegraken van die brieven met geld - bereken zelf hoe! En gy spreekt van beslommeringen die U beletten my te schryven? Och, als ge eens geen brood voor uw kind hadt! Dàt breekt! Over 1½ maand staat myn vrouw op straat. Die school is bankeroet. Nog hoopt ze, helaas, op myn slagen in den Haag. De moed ontzinkt me als ik haar schryf, om precies te zeggen hoe 't geloopen is.
Wilt ge my S.V.P. uitdrukkelyk schryven of gy meent goed gedaan te hebben? Pleit niet, asjeblieft. Dat zal ik zelf wel doen, voor U zoo goed minstens als voor myzelf. De zaak is overigens zeer eenvoudig: hebt ge, na U tot my gewend te hebben om advies over Indische toestanden, my al dan niet verwaarloosd zoodra ge in aanraking waart met die menschen in den Haag? Ik zeg ja! En als ge 't ook vindt, zeg het, en ik zal U hartelyk liefhebben voor uwe opregtheid. De fout die ge in dat geval zoudt begaan hebben lykt op verre na niet