ter. Waarom R. niet geantwoord heeft, daar zyn laatste brief nog zoo hartelyk was, vat ik niet. Hij bood me geld aan. Ik antw. ‘Ja, en S.V.P. vóór Ulto’, en nu hoor ik niets! Wat ik nu in myn verhoudingen met zeer gemeen volk, te lyden heb onder die misrekening, is niet te beschryven. Ik ben van morgen uitgescholden. Toch was ik vry getroost, en dacht dat het verwachtte van avend komen zou, doch er is niets gearriveerd.
Ik bedenk my: adresseer Uw antwoord, als ik U verzoeken mag, Hôtel St Paul. Al kan ik misschien daar geen gîte vinden, dan kan ik toch, daar het een koffyhuis is, overmorgen Donderdag, daar den geheelen dag zitten, om uw brief te ontvangen.
Ik ben zeer verdrietig. Het zwygen van den heer R. is raadselachtig. Ook de brieven myner vrouw zyn treurig. Myn dochtertje (10 jaar) bezweert (scongiuro schryft ze) dat ik toch mama zal schryven iets te gebruiken voor haar borst. Maar myne vrouw heeft moeten bedanken voor dranken die ze niet betalen kan. Ze zegt er evenwel by dat ze er niet aan hecht en een behoefte zou hebben aan wat comfort. Nu dat kan niet! Zy souffreert zoo van de kou. Voor hare borst had ik haar liever in Rusland, dan, arm, in Italie! -
Enfin! Ik maakte spoed met die Haagsche zaken om haar te verlossen, en in plaats daarvan moet ik nu zelf weer hulp vragen. t Is wel bitter.
Wees hartelyk gegroet van
Uw liefhebbenden
Douwes Dekker