| |
[Bijlage
De verkladde blaadjes]
Bijlage
De ‘verkladde blaadjes’ waarover Multatuli in de voorgaande brief schrijft en die hij Huet toezendt, zijn bewaard gebleven. Het zijn een enkel vel folio, aan éen zijde, en een dubbel vel folio ten volle beschreven. (M.M.)
Het eerste vel heeft als omslag gediend van een vouwbrief waarin ook de overige papieren verzonden zijn. Het adres op de gefrankeerde keerzijde luidt: Monsieur Cd. Busken Huët Bloemendaal lez Harlem Hollande. Van de poststempels luidt het ene: Coeln 18 12 67 10-11 N, het andere (deels onleesbaar): Haarlem 19 12 67.
Het handschrift bevat enkele ondergeschikte wijzigingen, een tweetal grote doorhalingen en een zestal toevoegingen in de marge, waarvan de tweede met potlood. In de onderstaande tekst zijn de wijzigingen verwerkt zonder nadere aanduiding, de doorgehaalde alinea's tussen haakjes geplaatst en de marginale toevoegingen voorzien van een asterisk.
te zien door gedurige verwisseling van bouwmeesters, welker arbeid hoofdzakelyk bestaat in het afbreken of ondergraven, van wat hun voorganger had trachten tot stand te brengen.
*De ind. kwestie 1848. 1860: v. Hoevell & Havelaar, wanbegrippen leder ziet in, dat de zaak, wat den duur der debatten aangaat - en de proceskosten! - ryp zoude behooren te zyn tot uitspraak.
Ware het nu niet oorbaar, gepast en noodzakelyk, dat de ‘liberale’ party haren voorgangers - sub poene van afval - uitnoodigde my... te verslaan?
*Dit verslaan is tegenstelling tegen het gedurig stryden zonder ooit iemand te verslaan. Ik heb namelyk aangenomen de liberaal-kol. party òf in dit stuk, òf in de dupliek, dood te schryven.
Wie zulke overwinning niet de moeite waard oordeelde, bedenke dat ten deze, ook aan myne zyde eene groote Staatkundige party staat, die voorzeker, door het bondig wederleggen myner beschouwingen, eenigzins ontmoedigd, de ‘liberale’ verbeteringen minder in den weg zoude staan. Is het dus niet pligt, de chefs der ‘liberale’ party te sommeren tot dezen... vrywilligen arbeid?
(Heeft niet ook de Koning regt op eene beslissing? Mag men Z.M. zoo aanhoudend in tweestryd laten tusschen behouden en... verlie- | |
| |
zen? Heeft niet een Opperbevelhebber aanspraak op de kunde, de ondervinding, den moed zyner maarschalken, en mogen dezen hunnen chef overlaten aan weifeling, aan afmattende onzekerheid?) *slot
Het Volk mag eischen dat de aanvoerders der liberale party my overwinnen, of hunne vlag stryken.-
Wat my aangaat, ik zal my voorbereiden tot dupliek. Ja zelfs de gelegenheid zal my welkom wezen, een en ander aantevullen, of toetelichten, dat ik in dit betoog oversloeg of niet helder genoeg voorstelde.
*En ook aan hen die het met my eens zyn enz.
Mogten de hoofden der ‘liberale’ party weigeren myn cartel aantenemen... de geestverwanten zullen weten wat zy te denken hebben over de vastheid van beginselen hunner aanvoerders.
(En - om loyaal te zyn tot het einde - is er iemand onder de hoofden dier party, wiens talent, naar zyne, alsdan te bescheiden meening, geen gelyken tred houdt met zyne overtuiging... hy zende my zyne opmerkingen. Ik zal die, zoo goed my mogelyk is, inkleeden en met myne beantwoording uitgeven.
Helaas! Ik moet dit wel voorstellen, wyl ik vrees dat anders het antwoord zoude uitblyven ‘omdat ik zoo mooi schryf’. Hoe maakt men het toch, om Waarheid te vinden, als er niet toevallig iemand aanwezig is die haar ‘mooi’ weet voortestellen? Zoude men zich zoolang met leugen behelpen? Dat is treurig.)
*fin de non recevoir
C.) ‘By invoer van vryen-arbeid en particuliere industrie, zullen de winsten anders beoordeeld zyn.’
Gewis! Wat thans, voor een deel, de Nederlandsche Staat geniet, zal dan - wy hebben gezien voor hoe lang! - genoten worden door particulieren. Is dit zooveel beter? Baat het den Nederlander meer, dat A, B of C ryk werd,
*belasting op vryen arbeid
Het dubbele vel folio, met boven links in rood potlood: 12), bevat eveneens enkele kleine wijzigingen, éen grote doorhaling van drie regels - die echter een zin betreft welke verderop geheel aanwezig is - en éen toevoeging in potlood. Deze laatste werd afgedrukt met een asterisk. Voor het overige is zonder nadere aanduiding de laatste versie weergegeven.
| |
| |
De onderstaande tekst komt grotendeels overeen met enkele bladzijden uit Multatuli's brochure Nog-eens: Vrye-arbeid in Nederlandsch-Indië (Delft, 1870). Zie V.W. V, blz. 434-440 en 443.
gering - evenzeer door den aard der zaak gedwongen zich verpligt zag en ziet te doen, in het groot.
Dit is de overeenstemming in beginsel... Laat ons een oog slaan op het verschil in den uitslag!
Dat verschil kan bestaan:
a) | In het bedrag van dadelyke winst. |
b) | In korter of langeren duur van die winst. |
c) | In andere verdeeling van die winst. |
d) | In terugwerking op de beschaving en veredeling van den Javaan. |
a) Het eerste punt deed ik eigenlyk reeds af, door op de vraag: of het Gouvernements-stelsel niet nadeelig werkte op de particuliere industrie, gemakshalve kortäf te erkennen, dat de Javaan, die nu op officiëlen last koffy plant, niet te gelyker tyd elders kan werkzaam zyn, en dus op de markt van vraag en aanbod, onttrokken is aan de circulatie. Ik wil echter nog meer toegeven. Ik neem aan, duizend artikelen optenoemen, die op Java, door eenen vry-arbeider - mits onder de onmisbare conditien van bescherming - met voordeel zouden kunnen worden voortgebragt. Indië kan de geheele schryvende wereld van papier voorzien. De indische koffo kan met voordeel het vlas vervangen. Men zou, door Indie, de cynsbaarheid aan Amerika voor zyn katoen, kunnen afschudden, en Noorwegen kunnen ontberen voor timmerhout. In het kort, Indië kan, by wyze van spreken, alles leveren, tot aardappelen en asperges toe, die in hoedanigheid de Europesche te boven gaan.
*Nooit zag ik in Europa asperges als te Parakan Salak. Bij Pandeglang heb ik aardbeijen uit den wagen doen werpen, uit vrees dat myn kleine er te veel van eten zou. Nooit was één schip langer in de vaart, dan de Maria (oude zeelieden zullen 't zich herinneren, onder de naam van hooiwagen) De maria was van Djati!
Maar eilieve, de Europesche schoenmaker zoude ook wel in staat zyn, koorn te planten. Is dit eene reden om zyn ambacht op te geven? Hoe meer men de bepaalde kracht der Javaansche bevolking aanwendt tot het verkrygen van koffy, suiker en indigo, hoe minder er
| |
| |
van die kracht overblyft tot het produceren van iets anders, en de vraag zy niet: wat kan Java voortbrengen? doch: welke productie is, met het oog op de gevorderde inspanning, in verband met de te behalen winst, de beste?
- ‘Maar, zegt men, - dit toestemmende, naar ik vertrouw, - zoude het bedrag der winsten van alle particulieren te zamen genomen, niet hooger zyn, dan de som die thans de Nederlandsche schatkist uit Indië trekt?
Ik gis ja! De yver der fortuin zoekende industriëlen, (niet begrensd door de ambtelyke bepalingen die den dienaar van den Staat verbieden de snaren al te zeer te spannen) zoude - altyd echter onder de vleugelen van het orde-bewarend gezagstelsel! - een énorm cyfer by een brengen. Ik wil gelooven dat één jaar vry-arbeid den Javaan tien batige saldo's kosten zoude.
Zulke goede opinien heb ik van de particuliere industrie!
Maar... 99/100 deel van die reusachtige winsten zouden in handen vallen van Amerikaansche, Fransche en Engelsche concurrenten... De ‘liberalen’ willen immers hunne niet-Nederlandsche natuurgenooten niet weren?
En, b) het tweede of derde jaar zou, door ondermyning van het gezag, aan welks wegstervend prestige men de ongehoorde voordeelen van het eerste te danken had, de aanvang gemaakt worden met den honderdjarigen stryd die Java van een winstgevenden akker herscheppen zou in een slagveld. Niet van particuliere ‘batige saldo's’ zou dan de rede zyn; in stede van het gezocht fortuin zou men gevaar vinden; de rust ware vervangen door bloedigen wedyver, en met bitter berouw zoude men het beschermend gezag terugwenschen dat men vermoordde...
Men erft niet van zyn slachtoffer!
Dát zyn de voordeelen der ‘particuliere industrie’ boven het gezag-stelsel der Gouvernements-Kultures.
Of denkt de industrieel, die thans door een kort bezoek, met soms walgelyk gevlei, of... door geschenken, zich de gunst van het Districtshoofd weet te verzekeren, dat hy zoo gemakkelyk slagen zoude, indien de streek bevolkt ware met concurrenten? Eén akker kan slechts ten behoeve van één belanghebbende bezaaid worden; één paar handen kan slechts arbeid verrigten in het belang van ééne
| |
| |
onderneming. De Wedhono weifelt: gisteren heeft hem concurrent A, B, C... met gelyk bezoek, met gelyk gevlei, met gelyk geschenk het zelfde verzocht...
Hy weet zich te redden. Het gevraagde kàn niet... maar... er is compensatie mogelyk. De werkkracht van dàt dorp is toegezegd, dìe velden zijn beloofd... Ziedaar een andere streek, ziedaar mannen (vrouwen en kinderen... goed! het getal is er) uit een ander dorp. Ieder is tevreden.
Neen... slechts A, B en C zyn, voor het oogenblik tevreden gesteld, doch het alphabet dergenen die fortuin zoeken, is zeer lang, ja... oneindig! Maar de velden, de handen, waarover de Wedhono beschikken kan, zyn niet oneindig. Hy geraakt beklemd tusschen de vleijery (het degoûtant ‘besohbat’) van gister, en de geschenken van heden. Regt gaarne zoude hy allen willen tevreden stellen, maar dit is nu eens vooral eene onmogelykheid: hy weigert...
Eén, twee drie malen weigert hy zonder noodlottig gevolg. Daar klinkt op eenmaal het omineuze go-ahead, dat elken volkplanter ten allen tyde tot Amerikaan, en elken Amerikaan tot een wilde maakt... wat niet gegeven werd, wordt genomen, afgenomen, hernomen; de stoutste wint; de zwakkere maakt party, en tracht zich te wreken; wraak eischt weerwraak, en de ‘particuliere industrie’ wordt gesmoord in bloed!
De resident?...
Alsöf er nog residenten wezen zouden op dat tydstip! Hy verdween met het gezag. De Nederlandsche resident heeft geen raison d'être in dien chaos. Hy bestond, en oefende gezag, als schakel in de groote keten die alles tot één geheel verbond. Men heeft het regt niet, het verlies van den schakel te bejammeren, nadat men moedwillig den keten verbrak.
De resident! Maar die is gevlugt, afgezet...
Misschien ook schikte hy zich in den geest der eeuw, en sloot zich aan by de bende, die daar ginds iemand lyncht...
Of is hyzelf de lyder?
Om 't even! Wie bekommert zich in zulken storm om éénen schepeling? Go ahead, go ahead... voorwaarts over puinhoopen en lyken! Weg met dien man, hy heeft my gister - geloof ik - beleedigd. - hy of zyn broeder... of een ander... om 't even, weg met hem! Weg met die vrouw... zy schreit... vervelend gezang... weg met haar! En dat
| |
| |
kind?... weg! Wat hebben wy hier kinderen noodig! Weg met die dessah... vuur hier... de brand er in! Dat bosch... koffytuin, klappers, djatie... om 't even... branden... go ahead!
Zóó doen de trappers... de ware mannen van 't go ahead. Hoerah, hoerah!
Hoerah voor wat, eigenlyk? Hoerah voor de particuliere industrie. Maar dit is waarlyk onze bedoeling niet, betuigen de Vry-arbeiders. En ik geloof dat zy waarheid spreken. In stede hunner verzekering echter dat zy slechts hun geldelyk voordeel, en geenszins zulke gewelddadige omkeering beoogen, zouden zy verpligt zyn de middelen optegeven waardoor, na het doordryven hunner denkbeelden, die gewelddadigheden zouden te voorkomen zyn? Dàt is de taak der voorstanders van Vryen-arbeid, niet het berekenen der winsten die er te behalen zouden zyn, indien de rust kon bewaard blyven na het omverstooten van het gezag.
Mogt men meenen dat ik te donker kleurde? Het tegendeel is waar. Ik heb nog niet eenmaal gesproken van den rol die er door de Javaansche grooten en hunne onderhoorigen moet gespeeld worden, zoodra de pylbundel zal losgemaakt en tot zoovele afzonderlyke pylen uiteengevallen zyn! Jakatra, Bantam, Cheribon, Solo, Djokja, Padjajaran, Modjopait, Soendanees, Javaan, Madurees, Baliër, kustmaleier (zelfs hier en daar de Hindoe (Bedoeï), Portugees, ‘liplap’, Chinees,)... alles heeft herinneringen te staven, te wreken! In personen, familiën en volkeren gloort nog altyd de oude wrok, die in laaien gloed zal uitbreken zoodra de storm der verkeerd begrepen vryheid dien zal aanblazen. Wat de revolver der Settlers spaarde, zal vallen onder lans, kris en klewang.
En nu sprak ik van Java alleen! Hoe zal 't zyn als de Sumatraan, de Makassaar, de Amboinees, de Alfoer zich zal aangestoken voelen door den algemeenen waanzin? (Europesche Jacquerie!)
Het zoude my leed doen indien deze schets van wat er, by het slaken der banden van de Indische huishouding, geschieden moet, aanleiding gaf tot miskenning &c &c
c) ‘By invoer van vryen-arbeid en particuliere industrie zullen de winsten anders verdeeld zyn.’
Gewis! Wat thans, voor een deel, de Nederlandsche Staat ontvangt, zal dan - wy hebben gezien, hoe lang? - genoten worden door par- | |
| |
ticulieren. Is dit zooveel beter? Baat het den Nederlander meer, dat A, B of C ryk werd, dan dat er zóó of zóóveel geld gevloeid is in de Nederlandsche Schatkist. Is de welvaart der koopvaardyvloot den nederlandschen burger minder aangenaam, dan de fortuin van den individu die gewoonlyk zyne grootste verteringen voor het buitenland bewaart? En màg de Nederlandsche Staat het eigendom van allen wegschenken aan weinigen? Behoort niet - ik zeg nìet Nederlandsch-Indie, maar - de daar met zooveel moeite en zorg aangeknoopte relatie aan het Nederlandsche Volk? Met welk regt mag men de bron die voor allen behoort te vloeien, en die alleen door
|
|