Volledige werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868
(1979)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVan den Rijn, 20 NovemberBij het bespreken van de fransche troonrede beklaagt de Kölnische-Zeitung zich over het verbod van invoer in Frankrijk der buitenlandsche dagbladen. ‘Wat de pers aangaat (zegt zij), zijn wij wel genoodzaakt, te wijzen op de inderdaad beleedigende bejegening, welke de europesche dagbladen, met uitzondering misschien van de Times en den Punch, in Frankrijk ondervinden. Het is eene aaneenschakeling van ruwe, domme, om niet te zeggen bijna krankzinnige mishandelingen. Niet dan bij wijze van uitzondering gedoogen de met het worgen der buitenlandsche pers belaste keizerlijke gesnedenen, dat een nummer van een vreemd dagblad wordt uitgegeven. De meeste nummers worden, jaar in, jaar uit, prijsverklaard, en gewoonlijk zonder dat de redactien ook slechts van verre op het denkbeeld kunnen komen, aan welk vergrijp zij deze handeling te wijten hebben. De blaam daarvan treft echter de buitenlandsche pers niet, doch schandvlekt de fransche natie, die, als een onmondig kind, slechts mag lezen hetgeen de huisonderwijzer haar veroorlooft. Het verwondert ons, dat de Franschen, die zoo prikkelbaar zijn op het punt van nationale eer, zich in deze zaak op den duur zoo gedwee toonen.’ - De gemeenteraad te Keulen heeft eene afwijzende beschikking ontvangen op het door haar aan de Regering gedane voorstel tot afschaffing der armen-belasting op openbare vermakelijkheden. De minister erkent, dat het bedrag misschien zou kunnen worden verlaagd, doch maakt bezwaren tegen de geheele opheffing dezer uit den tijd der fransche overheersching dagteekenende bepaling. - De hoogl. Carl Vogt gaat, onder toenemenden, doch niet onvermengden | |
[pagina 516]
| |
bijval, voort met het houden van voordragten over de herkomst van den mensch. Hij wordt door andersdenkenden hevig aangevallen. Te Aken heeft de politie zich moeite moeten geven, om hem te beschermen tegen de woede van eenen volkshoop, die hem den toegang tot de zaal, waar hij zijne voordragten houden zou, wilde beletten. Daar ter stede is een dagblad door het Publiek Ministerie in staat van beschuldiging gesteld, wegens opruijing en poging tot verstoring van de publieke rust. Het schijnt, dat de bedoelde voordragten van den heer Vogt tot de geïncrimineerde artikelen aanleiding hadden gegeven. - De Koningin heeft, van Coblenz uit, de stad Keulen bezocht, en bij den bankier Oppenheim gedejeuneerd. - De heer von Forckenbeck heeft, in een openbaar gemaakten brief aan een vriend te Keulen, onder voorloopige dankzegging voor het hem verleende mandaat, de redenen ontwikkeld, die hem bewogen hebben om, in afwijking van zijn vroeger voornemen, dat mandaat aantenemen. Hij beweert, dat deze verandering van inzigt hem zeer zwaar is gevallen, en veroorzaakt is door den uitslag der verkiezingen in het algemeen, ‘waardoor (zegt hij) het zwaartepunt der Kamer zeer sterk naar de regterzijde is gaan overhellen.’ Volgens genoemden Afgevaardigde, zal de nationaal-liberale partij al hare krachten moeten inspannen, om het standpunt te bewaren, hetwelk zij heeft weten te veroveren. Onder de redenen, die de heer von Forckenbeck voor het aannemen van zijn mandaat aanvoert, behooren tevens: de veroordeeling van den heer Twesten en de toenemende magt der ultra-conservativen in de oostelijke provincien des Rijks. - Men schrijft uit Frankfort, dat voor het afnemen der door de wet op de drukpers voorgeschreven examens van boekverkoopers en boekdrukkers bijzondere commissien benoemd zijn voor het ressort Frankfort.’ - Volgens een berigt der te Berlijn aanwezige Frankforter deputatie, is er nog weinig kans op eene minnelijke schikking tusschen de stad en de Regering, ten aanzien der liquidatie van lands- en gemeente-eigendom. De Regering stelde voor, dat Frankfort een bedrag van 492,000 fl. zou storten, te vinden door 50 pc. verhooging op het geslagt en het gemaal (welke twee belastingen juist onlangs met de helft waren verminderd). De gunstige omstandigheden, waarin, volgens de meening der Regering, de stad verkeerde, moesten bij de definitive afrekening in aanmerking genomen worden. De stedelijke belasting bedroeg slechts 55 pc. van de lands-belasting; | |
[pagina 517]
| |
welke verhouding, in vergelijking met andere plaatsen, zeer voordeelig werd genoemd. De Regering schijnt voorts het overnemen der stedelijke schuld als grondslag harer voorstellen aantenemen, en beroept zich op de omstandigheid, dat te Frankfort in zekeren zin geene armoede bestaat (‘kein Proletariat’). Ook debiteert zij, als het ware, de stad, voor de vergunning om nog vijf jaar lang de loterij voorttezetten (in stede van vijftien jaren, zoo als door de deputatie was voorgesteld). Van het verleenen der gevorderde schadeloosstelling (7,177,000 fl.) voor het overnemen van spoorwegen, schijnt geene spraak te zijn, en reeds vroeger had men, van Frankforts zijde, het eischen van vergoeding voor overgedragen gebouwen opgegeven. De deputatie heeft zich nog moeite gegeven tot verbetering van het lot der ontslagen of non-actief verklaarde ambtenaren. Van stadswege is besloten, al de over deze geheele aangelegenheid gewisselde stukken te doen drukken. - Een later berigt, medegedeeld door de Kölnische-Zeitung, luidt als volgt: ‘Ik blijf beweren, dat de voorstellen der Regering, die hier ter stede met zoo veel verontwaardiging worden ontvangen, billijk zijn. Bij het aannemen daarvan zou de stad hare nieuwe huishouding, als het ware, met eene schoone rekening beginnen, daar de renten der op haar rustende schuld (1,517,000 fl.) ruimschoots door de middelen gedekt worden. Ook is het volkomen juist, dat nergens elders de stedelijke belastingen zoo laag zijn, in verhouding tot de opbrengst aan den lande. Te Berlijn is die verhouding 92, te Keulen 95, te Elberfeld 135, te Barmen 125, te Breslau 120 pc.’ - Als eene bijzonderheid wordt uit Dusseldorp geschreven, dat het Publiek Ministerie, na appèl te hebben aangeteekend tegen een vrijsprekend vonnis, in de zaak van de heeren Becker en Dannemann, wegens een pers-delict, dezer dagen dat appèl heeft ingetrokken. De berigtgever uit Dusseldorp meende te weten, dat dit nog nooit geschied was. - Na medegedeeld te hebben, dat de hessische Regering het voorstel van Frankrijk, tot het houden eener Conferentie, heeft aangenomen, beschuldigt de Kölnische-Zeitung den minister von Dalwigk van gebrek aan doorzigt en patriotismus, en wijst zij, als tegenstelling, op de ‘correcte’ handelwijze der saksische Regering, die, in stede van zich een eigenmagtig antwoord te veroorloven, de uitnoodiging heeft toegezonden aan den Koning van Pruissen, als Hoofd van het Noordduitsch-Verbond. |
|