[september 1867
Brief van Multatuli aan redactie Handelingen]
*Waarschijnlijk midden september 1867
Brief van Multatuli aan het Bureau van het Congres te Gent. (Handelingen van het Negende Nederlandsch Letterkundig Congres, blz. 439).
Waarde Heeren,
Reeds heb ik aan den Heer Max Rooses eene kleine opgave gezonden, volgens welke het door my gesprokene in de Handelingen van het Congres kan worden opgenomen. Daarin komen de woorden en uitdrukkingen voor, waarover ik iets gezegd of die ik aangehaald heb.
Dewyl de heer De Geyter iets gevonden heeft van het lystje dat ik voor myn rede had gereed gemaakt, en de goedheid had my dat toe te zenden, ben ik in staat de aan den heer Rooses opgegevene uitdrukkingen nog met de volgende te vermeerderen. - (Wees echter zoo goed, s.v.p. eens na te zien of dezelve reeds op het aan dien heer gezonden lystje voorkomen).
Der gehabte Erfolg; diesjährige Ernte; neuzeitige Ideën; zuverlässige Berichte; widerhaarige Elementen; fremdlandische Sitten; Staatliche Eintheilung Europa's; gastfreundlich; eingeschült; opferfreudig; (een schoon woord); hirschgerechter Jäger; schulgerecht; schliesslich; ein Feier begehn; gemeinsames Probirverfahren zur Feststellung zulässiger Fehlergränze (nam.: van de munt).
De door den heer De Geyter gevondene en my toegezonden nota's bevatten echter slechts de woorden waarover ik iets zeggen wilde, en geven hem geen handleiding tot reconstrueeren van myne verhandeling. En al hadde ik de kleine schets die ik gereed maakte, ik weet hoe ik steeds afwyk en my laat leiden - soms vaak: verleiden - door den indruk van het oogenblik.
Om te voldoen aan uwen wensch en op uitdrukkelyk verzoek van den heer Rooses, heb ik UEd. op den weg geholpen, maar - maar - nu een degelyk afgerond stuk leveren, (waartoe stof is, en waarin ik inderdaad lust hebben zou) mag ik daarom niet, wyl het eene onwaarheid wezen zou, indien ik 't gaf: als zóó uitgesproken op 't Congres. - Ronduit gezegd, ik voel my bekwaam om een goed stuk te leveren over de preutschheid, bégueulerie onzer letterschoolmeesters, maar het zou een diefstal zyn, als ik eenen toekomstigen lezer uwer Annalen in den waan bracht: een zoodanig ‘goed’ stuk te hebben voorgedragen. Ik houd niet van mooimakery, en gestolen roem is my een gruwel.