Zeker is het dat von Bismarck aan Napoleon iii heeft voorgesteld, dat Frankrijk België, en Pruisen Holland zoude nemen. - (Al de dagbladen - April-mei 1867.) Het gedicht is op blz. 436-437 uitgebreid met twee slotgedeelten die op het congres niet waren voorgelezen.
De heer douwes dekker. - Ik vraag oorlof nog een woord tot de vergadering te richten. Er bestaat, geloof ik, een misverstand tusschen de voorgaande sprekers, tusschen de heeren De Geyter en Lenaerts. De heer De Geyter heeft gesproken van al de smart, die het hart eens jongelings zou overstroomen bij het besef van hetgeen er zou gebeuren, indien het vaderland overheerscht werd. De heer De Geyter heeft gesproken in een oogenblik van schijnbare moedeloosheid. Ik zeg schijnbare, - want geheel moedeloos is de dichter nooit, - zijne taal was die der wanhoop en er is geene stem, die krachtiger spreekt, geen sterker oproep mogelijk dan die zich uit in wanhoopsklachten. Zóó heeft Machabeus tot Israël, zóó Aristomenes tot de Messeniërs gesproken. Ik geloof niet, dat men weigeren zou ten strijde te loopen, wanneer men zulke taal hoort als die van den heer De Geyter. Beider inzichten, - die van den heer Lenaerts en die van den heer De Geyter, - zijn vaderlandlievend, en, zijn hunne denkbeelden verschillend ingekleed, zij zijn door innige vaderlandsliefde ingegeven, en aan beide sprekers zijn wij onzen dank verschuldigd.