Volledige werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868
(1979)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVan den Rijn, 28 April.Twee of drie dagen geleden werd uit Thuringen het volgende geschreven: ‘Indien de magtige heeren te Parijs, Berlijn en elders, die te beslissen hebben over de afdoening der europesche zaken, slechts goed wisten, hoe groot de stremming is, welke door den tegenwoordigen toestand wordt teweeggebragt in industrie- en handelsbeweging, - waarlijk, zij zouden zich beijveren, zoo snel mogelijk door afdoende maatregelen een einde te maken aan de vrees, die aller harten vervult. Naauwelijks begonnen zich de zaken, na de crisis van den jongsten oorlog, eenigermate te herstellen, en reeds loopen zij gevaar, op nieuw te gronde gerigt te worden door het krijgsgeschrei, dat uit Frankrijk tot ons doordringt. Reeds zijn in vele duitsche streken weder millioenen verloren gegaan. En ook Frankrijk zelf zal dit ondervinden met zijne tentoonstelling. Wij bezochten gedurende de laatste weken vele handels- en fabriekssteden van Midden-Duitschland, en kunnen verklaren, alom weinig lust bespeurd te hebben om thans naar Frankrijk te reizen. Ook de groote Thuringer-spoorweg, die het hart van Duitschland doorsnijdt, en die anders de reizigers uit Rusland en Polen naar Parijs vervoert, lijdt onder de stagnatie. | |
[pagina 213]
| |
Wij weten van zeer nabij, dat vele reisplannen van familien uit Berlijn, Koningsberg, Posen, Breslau, Warschau, Dresden en Leipzig verijdeld of uitgesteld zijn. Indien nu de met zoo veel ophef aangekondigde wereldtentoonstelling uitloopt op een monsterachtig bankroet, hebben zij daarvan de schuld te dragen, die aan gene zijde des Rijns het publiek vertrouwen schokten door hun krijgsgeschreeuw.’ - De Kölnische-Zeitung maakt melding van een, ook in andere bladen opgenomen gerucht omtrent zekeren brief, die door Koningin Victoria aan den Koning van Pruissen zou geschreven zijn, en waarin die Vorstin aandrong op het behoud van den vrede. In dien brief zou onder anderen voorgekomen zijn, dat Engeland in geval van oorlog ‘eene de bovenmatige aanspraken van Pruissen afkeurende neutraliteit’ in acht nemen zou. Men houdt het bestaan van dien brief niet voor geheel onwaarschijnlijk, daar, afgezien van de groote politieke en maatschappelijke belangen, welke op het spel gestaan hebben, de regtstreeksche bemoeijing van Koningin Victoria zich reeds hierdoor laat regtvaardigen, dat de toekomstige Koningin van Pruissen hare dochter is. - Men verneemt, dat graaf Bismarck de uit vijf riddergoederen bestaande heerlijkheid Varzin, in Pommeren, voor de som van 500,000 th. heeft aangekocht. - Uit het Luxemburgsche wordt geschreven: ‘Men verzekert nu, dat de Groothertog bepaaldelijk heeft afgezien van elk voornemen tot het overdragen van ons land. In weerwil daarvan, worden wij voortdurend geslingerd tusschen vrees en hoop; vooral, daar het woelen der partijen, zoowel binnen als buiten onze grenzen, misschien sterker invloed zal uitoefenen dan de wil des Groothertogs. Dit echter is zeker, dat allen overeenstemmen in den wensch, dat de crisis een einde nemen moge; de tegenwoordige staat van onzekerheid brengt niemand voordeel aan.’ - De Rijnsche bladen bevatten een brief, waarin eenige vertegenwoordigers van den handwerksstand in Frankrijk antwoorden op het stuk, waarin onlangs eenige duitsche werklieden voor het behoud van den vrede pleitten; vooral op grond, dat oorlog uiterst nadeelig werkt op den arbeid. De fransche brief is, wat den inhoud aangaat, een weerklank van het duitsche stuk. |
|