[23 april 1867
Brief van Multatuli aan Huet]
23 april 1867
Brief van Multatuli aan Cd. Busken Huet. Dubbel velletje postpapier, waarvan drie bladzijden beschreven. (M.M.)
een langen brief: zie de bijlage bij de brief van Kallenberg van den Bosch aan Potgieter, d.d. 8 april 1867.
Keulen 23 april
Waarde Heer Huet, Ik kryg daar een brief van myne vrouw die my 't ergste doet vreezen. Zy schryft (op 't bed) dat er geen gevaar is, maar de geheele brief is zoo, dat ik vreesselyk ongerust ben. De docter heeft verboden dat zy verder dienst zou doen.
Wat ik nu doen moet, weet ik niet. doch misschien zou ik moeten trachten te Antw. geld te krygen om naar Milaan te reizen. Ik weet niet.
Hoe 't zy, ik heb niets, en ik heb de f25 over maart-april niet ontvangen. Wilt ge my die zenden? Als ge berekent dat ik ze vandaag ontvangen moet, behoeft ge niet te antwoorden. Of ik naar Antw. zal gaan, weet ik niet. Maar al ging ik niet, ik heb tóch iets noodig. Myn arme arme lieve vrouw.
Adieu
tav
Douwes Dekker
Ik weet niet wat ik doen moet! Al kreeg ik te Antw. het geld om naar Milaan te reizen. Wat dan? Dáár in een logement gaan? Zóóveel zou ik gewis niet hebben. Moet ik haar nu zóó, en alleen, laten sterven! En de kinderen! -
Is er mogelykheid dat ik (als ik geld weet te krygen om naar Milaan te reizen) van dáár brieven uit Italie schryf voor den Haarlemmer? En wat meer dan een in de 5 dagen?
Ik denk neen, om de begrooting der Courant, en ook wyl gy te Haarlem eigenlijk alles even goed uit een vreemd blad kunt excerperen als ik. Maar dat is met de Rynsche berigtjes ook 't geval.
Ik zit in bittere verlegenheid. Want hoe houd ik me te Milaan staande?