Intusschen had ik aan den Heer Breuer gevraagd, of ik by hen mogt logeren. Ik herinnerde my wel ook door den heer Flemmich uitgenoodigd te zyn en dat indedaad aangenomen te hebben, maar wist niet regt, of ik dat moest beschouwen als terloops of ernstig.
Nu ontvang ik een brief van Mevrouw Breuer, waarin H. Ed, heel lief, my mededeelt dat ik niet zonder lompheid de uitnoodiging van den Heer Flemmich mag voorbyzien (en parenthèse, zulke opmerkingen vind ik nu juist een kenmerk van ware hartelykheid, en ik ben er dankbaar voor.)
Nu heb ik besloten om te Antwerpen aan te komen Zaterdag middag 5.40 en - uit een waar gevoel van vriendschap, hartelykheid en dankbaarheid - al myn bezwaren op U te werpen.
Logeren hier, logeren daar, den avend passeren met ‘libres penseurs’ of op 't Concert, regts gaan, links gaan - zie ik doe met u als de gelovers met hun god: Hy moet het weten!
Aan de ‘libre pensée’ heb ik geschreven dat ik uw ‘paquet’ wil zyn, dat ik uw ding ben.
Is dat goed?
De overige 36994 punten zal ik later behandelen, als ik goede inkt heb.
Wees dus tot Zaterdag middag met uw lieve vrouw hartelyk gegroet van uw liefhebbende
Multatuli
Maak goed dat ik met den heer Flemmich en règle kom, anders vermoord ik u. Ik ben, als Jehovah, zachtmoedig van harte, dat ziet ge.