[14 maart 1867
Brief van Tine aan Potgieter]
14 maart 1867
Brief van Tine aan E.J. Potgieter. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (UB Amsterdam; fotokopie M.M.)
Milaan 14 Maart 1867
Waarde Heer Potgieter,
Met innigen dank heb ik Uw vriendelijk schrijven benevens 150 fr: ontvangen geloof mij, Ik kan U niet genoeg zeggen hoe dankbaar ik U ben want U stelt me in de gelegenheid mij de middelen aan te schaffen om mijne gezondheid te verbeteren, op 't oogenblik moet ik me versterken, reeds sedert eenige weken geef ik geen bloed meer op en de koortsachtige aandoeningen waaronder ik zooveel geleden heb, zijn opgehouden. ik hoop nu op t' zachte lente weêr, om weer geheel gezond te worden, en t' vooruitzigt dat er betere dagen zullen komen geeft mij moed.
Van Dekker krijg ik goede berigten te Antwerpen waar hij twee voorlezingen gehouden heeft, zijn met veel toejuiging ontvangen, hij heeft er veel sympathie ondervonden, en ik geloof waarlijk men hem dáár apprécieerd, de belgen zijn enthousiast en houden van vooruitgang, er is hart bij die natie.
Dekker is druk bezig met schijven, hij wil absoluut onze positie verbeteren en ik weet bij ondervinding dat men veel kan, als men ernstig wil. Ik zal zoo innig gelukkig zijn als we weer zamen met de kinderen huisselijk kunnen leven, vroeger was ons huisselijk geluk benijdenswaardig.
De kinderen geven ons altijd reden tot vreugde. Eduard leert goed en is zelfs zijn leeftijd vooruit, in opmerkingen en beschouwingen. Nonni groeit aardig op en is steeds gezond en vrolijk, hoewel zij erg verlangt weer ‘thuis’ te zijn zoo als ze zegt. Ze heeft verleden week in eene Italiaansche comedie voor de pensionnaires vervaardigd een rol vervuld, die ze heel goed gedaan heeft en als maestro di ballo op haar viool gespeeld, ieder was met dat kleine ding inge-