[2 maart 1867
Brief van Multatuli aan De Vos]
*2 maart 1867
Brief van Multatuli aan A. de Vos. (Péé: Multatuliana, blz. 43-44)
Saterdag morgen.
Aan Dr. Amand de Vos,
Beste, hartelyke kerel, ik dank u voor uw brief. Beschuldig my niet van lauwheid dat ik niet terstond antwoordde. Gister wilde ik dat doen, doch had geen kwart uur vry. Juist om niet haastig te schryven stelde ik het uit tot heden, en zie, toch ben ik gedwongen tot haast. Ge hebt gehoord dat ik heden avond weêr spreek. Ik geloof en denk en hoop dat ik zal kunnen beschikken over een kaart van toegang (dat zal ik straks vernemen) en zoo ja, u een zenden. Kom dan van avond my de hand geven. Ik vind het zeer schoon dat ge party trekt voor B. aan wien ge lieflyke indrukken verschuldigd zyt. Ook ik beminde hem toen hy nog een mensch was in stede van... nu ja, vul maar in.
Of een dichter kàn ontdichterd worden, weet ik niet. Dit is zeker, dat Beets thans geen dichter is, en zelfs niet iemand die dragelyke verzen maakt. Z'n Waterloo-vers is waarachtig beneden critiek. Dus ik zie u van avond? Vergeef myn kortheid, ik moet wat orde brengen in mijn ideën en daarom breek ik af.
Uw brief is zeer schoon. Dat wist ge niet, denk ik. Maar ik was er door getroffen.
Hartelijk gegroet,
D.D.