Volledige werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868
(1979)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
[pagina 9]
| |
Bij de voltooiing van dit twaalfde deel heb ik er behoefte aan, mijn erkentelijkheid uit te spreken jegens de velen die mij behulpzaam zijn geweest bij het bijeenbrengen van het thans beschikbare materiaal. Dat dit volledig zou zijn in de zin dat álles wat er ooit is geweest, ook nu nog bestaat, is een onredelijke illusie. Dat het volledig zou zijn, in de zin dat we erin geslaagd zijn álles wat er nu nog bestaat zonder enige uitzondering te achterhalen, lijkt me even onredelijk. Mocht iemand die verwachting koesteren of die eis stellen, dan is hij een vreemdeling in het Jeruzalem van de historische en filologische wetenschappen. Volledigheid in absolute zin is een grensbegrip: als men zich onder gunstige omstandigheden tot het uiterste inspant, kan het soms tamelijk dicht worden benaderd, ten volle bereikt men het nooit. Er valt overigens ook geen strakke grens te trekken tussen wat men moet opnemen en wat men mag weglaten: indien volledigheid zou inhouden dat iedere krantesnipper waar destijds de naam van Multatuli op voorkwam, moet worden herdrukt, zouden deze Werken ontaarden in een moeras van banale woorden waar de mán in verzonk. Dit twaalfde deel omvat minder dan twee jaren van Multatuli's leven, maar daaruit volgt niet dat de resterende tijd nog wel tien delen zal vergen: de Van-den-Rijntjes houden eens op. Er is overigens een fascinerende tegenstelling tussen deze rustige reeks en de vele emotionerende gebeurtenissen waarbij Multatuli betrokken was en waarvan totnutoe lang niet alle details bekend waren, ja soms de hoofdzaken niet. Over het journalistieke werk van Multatuli, hier voor het eerst herdrukt, nog een enkel woord. Het is goed er zich rekenschap van te geven dat er geen enkele garantie is als zouden de destijds gepubliceerde teksten volstrekt overeenstemmen met de ingezonden kopij. Het staat vast dat er wel eens een kroniek ongedrukt is gebleven, dat er wel eens een kroniek gesplitst is over twee nummers, dat de tekst | |
[pagina 10]
| |
bij uitzondering door een ander - dus waarschijnlijk Mimi - is opgesteld, al schreef Multatuli de persklare kopij zelf om te voorkomen dat de heren in Haarlem argwaan zouden krijgen door afwijkend handschrift. Maar hoe ver de redactionele bemoeienis over het algemeen ging, of de taak van de verantwoordelijke redacteur ook heeft bestaan in het schrappen van alinea's, van zinnen, van woorden, in het wijzigen daarvan (al was het enkel de spelling), misschien zelfs in het toevoegen, dat is een open vraag. Van de handschriftelijke kopij schijnt geen snipper bewaard te zijn gebleven.- Dank zij de collegiale bereidwilligheid van Dr. Ludo Simons te Antwerpen en van Prof. Dr. Ada Deprez en haar staf in Gent zijn Multatuli's contacten met Vlaanderen, het letterkundig congres in Gent en het geruchtmakende incident-Vreede nu zeer uitvoerig en betrouwbaar gedocumenteerd. Dank zij de vriendelijke medewerking van de Rijksarchivaris van de Tweede Afdeling, Drs. E. van Laar te 's-Gravenhage, is niet enkel Multatuli's rekest om gratie, maar de hele verdere gang van zaken op ministerieel, ambtelijk en koninklijk niveau nu eindelijk na meer dan een eeuw ten volle bekend. Op mijn verzoek hebben mevrouw Mr. A. Minkenhof en Prof. Dr. I. Kisch mij met de meeste welwillendheid inzicht verschaft in enkele juridische aspecten van deze zaak. In het voorjaar van 1867 ontstond er in Friesland, met name in Sneek, een hernieuwde belangstelling voor Multatuli, die later geleid heeft tot een intensief persoonlijk contact. Dank zij de bereidwillige medewerking van het Gemeente-archief te Sneek was het mogelijk ook in dit opzicht de dokumentatie te vermeerderen. Al zijn er nog veel open vragen inzake de totstandkoming van de engelse Max-Havelaarvertaling, de kritische weerklank ervan internationaal kon nu dank zij de hulpvaardigheid van Drs. Eep Francken te Leiden nagenoeg volledig worden vastgelegd. Aan allen hierboven genoemd, en aan de vele ongenoemden op wier hulpvaardigheid ik ook voor het vervolg durf rekenen, mijn zeer hartelijke dank. Garmt Stuiveling Hilversum, 2 maart 1978 |
|