Volledige werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866
(1977)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVan den Rijn, 21 October.De pogingen tot het aanleggen van een spoorweg, regtstreeks van Keulen naar Westfalen en Kassel, waaraan sedert lang erkende behoefte bestond, leden gedurig schipbreuk op den onwil van den Keurvorst. Daar nu de heer von Möller, regeringspresident der Rijnprovincie, administrateur is van het gewezen Keurvorstendom, twijfelt men niet aan de eindelijke uitvoering van dat plan. - De tentoonstelling van gevogelte te Keulen wordt druk bezocht. Prinses Karel van Pruissen heeft een prijs behaald voor acht paar schoone duiven. Er zijn voor sommige duivensoorten hooge prijzen betaald, als 11, 12 en 15 th. voor engelsche witte kroppers en fransche bagadetten. Twaalf paar duiven uit Parijs haalden 1000 francs, ja zelfs verneemt men, dat er 30 th. voor het paar besteed is. Er zijn kippen verkocht voor 16 th. het paar. - De cholera maakt te Keulen nog altijd slagtoffers. Men telt 5 à 7 sterfgevallen daags, en er zijn, van stadswege, voortdurend twee geneesheeren ter beschikking. - Men schrijft uit het Nassausche: ‘Te Wiesbaden is met een officieel diner, in het hôtel de Vier Jaargetijden, de inlijving van het Hertogdom gevierd. De civile gouverneur von Patow bragt bij die gelegenheid een feestdronk uit, welken hij besloot met een driewerf herhaald: “leve de Koning!” waarmede alle aanwezigen instemden. De niet-instemmers schijnen niet genoodigd geweest te zijn. Hoewel, volgens het feestprogramma, geene verdere toasten zouden | |
[pagina 718]
| |
worden uitgesproken, nam toch de gewezen chef van het voormalige nassausche ministerie, de heer Hergenhahn het woord, om te wijzen op de voordeden, die het land zou genieten onder het bestuur van een Vorst, “zoo bijzonder uitmuntende in zachtmoedigheid en regtvaardigheid als de Koning van Pruissen.” Wel was, volgens dien redenaar, het herdenken aan de vorige dynastie niet volstrekt berispelijk; maar de hoofdzaak moest altijd blijven: hooge ingenomenheid met den tegenwoordigen toestand; en hij stelde voor, dat gevoel te uiten door een luidruchtig “hoog” op het nieuwe vaderland. Daarmede was het officieel gedeelte der feestviering afgeloopen. De busten van den Koning en de Koningin, benevens een adelaar, zwevende boven eene opgaande zon, versierden de zaal.’ - Nog altijd worden de burgers te Wiesbaden geplaagd met inkwartiering. Wel is waar plaatst men nu in ieder huis slechts één man, en zondert daarvan de in huur bewoonde huizen uit; doch men had gehoopt, van dit kwaad sedert lang geheel bevrijd te zijn. Ook zijn niet juist altijd zij, die hun eigen huis bewonen, de gegoedsten. |
|