[18 oktober 1866
Brief van d'Ablaing aan Toussaint Bokma]
18 oktober 1866
Brief van R.C. d'Ablaing van Giessenburg aan Toussaint Bokma te Sneek. Fragment. (Kopieboek 4, blz. 245. M.M.)
Amice
Het portrait van Multatuli dd 12 ll. aangevraagd ligt ter uwer dispositie, doch ik heb op het oogenblik geen een rol om het te expedieeren. Ook van U verwacht ik er nog altijd een terug. Er liggen nog meer Portretten gereed die ik om dezelfde reden niet verzenden kan.
Voor zoo ver ik weet heeft Van Vloten mondeling, misschien schriftelijk de sympathie voor Dekker trachten op te wekken doch nooit een circulaire gelanceerd.
1o Julij is Mevr. Dekker met hare kinderen naar Milaan vertrokken na 3 m. bij mij te hebben gelogeerd. Ik heb tot heden nog geen letter schrift zelfs geen groet van haar ontvangen. Dekker zelf is mij nog altijd antwoord schuldig op den brief waarbij ik hem kennis gaf dat ik zijn vrouw aan wie hij zich onttrokken en die bij mij een schuilplaats gezocht had in mijn huis had opgenomen. Wel vernam ik acht dagen na dit schrijven, dat Dekker aan iemand mij toevalligerwijs bekend geld vroeg omdat zijn uitgever zijn vrouw op straat wilde smijten.
Niemand van wien niet meer is te halen, zelfs niet zijn nichtje dat aan hem geofferd heeft al wat zij bezat ontving sedert Julij eenig berigt van hem. Het schijnt dat hij nog altijd in Coblenz zit. Ik heb zoo volop van de familie Dekker, dat ik zelfs gaarne zijne werken met het kopijrecht daarvan aan een ander zou willen overdoen, om maar niet meer noodig te hebben met hem in aanraking te komen.