bevestiging van praatjes. Door armoed werd ik van huis gedreven, door armoed moest ik gedoogen dat men my schold en lasterde, en nu ten slotte moet de armoede der mynen gebruikt worden om te bewyzen dat ik verdien zoo arm te zyn!
Ik behoefde niet arm te wezen, als ik werken kon. Dat kan ik nu nièt. Ik ben in een toestand die my elken dag de vraag voorlegt: zal 't de laaste zyn! In zoo'n stemming is 't vergaderen van denkbeelden onmogelyk. Ik lyd gebrek. En als ik dit zeg, is 't niet als vele anderen spreken, - zoowat zoowat de waarheid, en slechts betrekkelyk - 't is waar, zoo waar als iets waar zyn kan. En gebreklyden noem ik niet het derven van een en ander wat men gaarne bezat, ik noem dit wat het is, behoefte hebben aan het eerst noodige, aan eten. Ik lyd honger.
Een minister zei tot iemand die beweerde niet te kunnen leven: ‘Welnu, ik zie daarvan ook de noodzakelykheid niet in’. Er zyn velen tot wien ik zoo spreken zou, maar denkende aan die uitspraak die bar klinkt en zeer dikwyls regtvaardig wezen zou, durf ik te beweren dat ze op my niet van toepassing is. Ik geloof na al myn stryd, na myn leed, na myn inspanning, na myn goeden wil, na myn arbeid (minder dan ik wilde leveren, maar veel toch in verband met den toestand waarin ik meestal verkeerde) ik geloof, na dat alles, minstens even veel aanspraak te hebben op existentie als menigeen die nooit iets deed. Dat het publiek in Holland tegen my is, bevreemdt my niet. Ik verwachtte niet anders, en heb 't voorspeld. Maar dat men dat publiek zoo makkelyk zou laten triumferen door my te smoren in armoede, had ik niet verwacht. Als ik beveiligd ben voor dadelyk gebrek (want die stryd is afmattend) kàn ik werken, en ik kan de verleende hulp zonder veel moeite restitueren. Ik zou me schamen als dit niet zoo was, maar ik schaam my niet dat ik onmagtig ben in een positie als de tegenwoordige. Ik kan niets aanvangen. Ik bedoel niet: je ne sais que faire, maar: je ne saurais commencer. Ik ben geen dag zeker van den volgenden. Ziet gy kans my voor een maand of drie te steunen met byv. f 100 of f 80? Als ik dat weet begin ik terstond te werken. Ik denk dat ik er my boven op help. Toen ik den Havelaar schreef had ik ook lang gezworven, en ook toen had ik een oogenblik rust over myn gezin dat toen by myn broeder logeerde. Maar als ge er kans toe ziet, zend my dan oogenblikkelyk iets, want ik heb 't noodig om te eten.