is die van een ondergeschikte, die vragen moet.
Daareven ontvang ik uw derden brief ‘van den rijn’. Uwe stukken (de zaak is te ernstig om komplimenten te maken) zijn veel te lang en veel te subjectief. Om ze te kunnen gebruiken moet ik ze excerpéren. Dat is de bedoeling niet. Ik bid u, geef u den tijd om kort te zijn. In de H. Courant is geen plaats voor zulke uitvoerige beschouwingen. Zend ons éénmaal, hoogstens tweemalen 's weeks, in een kort bestek, uwe opmerkingen, en laat daaruit weg al hetgeen uzelven wedervaren is. Objectief, objectief, objectief: nous ne sortons point de là’.
Ik schrijf u dit, ruw en vrij, omdat ik in de meening verkeer dat het goed voor u zou zijn, te Coblenz of elders, op den duur werkzaam te zijn voor de H. Courant. Een honorarium van fl. 50 's maands, ik beken het, is eene kleinigheid; doch men vergt ook niet van u, dat gij veel produceeren zult. Tezelfder tijd zoudt gij voor anderen kunnen werken (voor Meijer of wien ook), en op die wijze in uw onderhoud kunnen voorzien. Strookt dit niet met uwe plannen, meld het mij dan s.v.p., opdat men bij de Courant wete, waaraan zich te houden.
In haast, de uwe
Cd. Busken Huet