Van den Rijn, 8 Julij.
In een particulier schrijven uit Coblenz komt het volgende voor omtrent de tegenwoordige stemming des publieks in de Rijnprovincie: ‘Het loont de moeite, waartenemen, hoe de algemeene opinie omtrent Koning Wilhelm en graaf Bismarck, sedert het slaan der Oostenrijkers, hier veranderd is. Voorheen zeide men in Rijnland ‘de Pruissen’, even alsof men zelf in Lapland woonde, op onmetelijken afstand van Berlijn. Thans daarentegen noemen de Rijnlanders, wanneer zij van den slag bij Sadowa en van de overwinnende Pruissen gewagen, die overwinnaars ‘wij’. Met name graaf Bismarck is nu aan den Pijn een groot man geworden.’
De Weener Avondpost van den 5den acht zich verpligt, zegt zij, twee feiten te doen uitkomen. Daarvan is het eene, dat reeds vóór den 3den Julij bij Keizer Frans Joseph het voornemen heeft bestaan, Keizer Napoleon te bewegen tot het totstandbrengen van een wapenstilstand met Italie; het andere, dat Keizer Napoleon uit eigene beweging zijne diensten aangeboden heeft, ten einde ook met Pruissen over een wapenstilstand te onderhandelen.
Aan de zeer oostenrijkschgezinde Augsburger Allgemeine-Zeitung wordt van den 5den uit Weenen geschreven, dat de in den slag bij Sadowa door Oostenrijk geleden verliezen, al kunnen zij nog niet overzien worden, ‘enorm’ moeten zijn, en dat men ‘met moeite in de jaarboeken der oostenrijksche krijgsgeschiedenis een tweede voorbeeld aantreffen zal van eene dergelijke nederlaag.’ Als den schuldigste der door de openbare meening aangeklaagde generaals duidt de berigtgever den generaal Henikstein aan, chef van den algemeenen staf, dien hij, zonder opgaaf van redenen, schier in éénen adem een ‘gedoopten Jood’ en een ‘intrigant mensch’ noemt. Te Berlijn wordt heden een algemeenen dankdag gehouden naar aanleiding der bij Sadowa behaalde overwinning. Te Weenen heeft de kardinaal Rauscher, daags na de bij Sadowa geleden nederlaag, een