Volledige werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866
(1977)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 603]
| |
waarvan drie bladzijden bedrukt; op blz. 4 mogelijkheid tot adressering bij het inzenden. (M.M.) Naar alle waarschijnlijkheid is deze circulaire maar in zeer kleine kring verspreid.
M. De ondergeteekenden, diep bewogen met den kommervollen toestand, waarin reeds sedert geruimen tijd, door een zamenloop van welbekende omstandigheden, het gezin van een onzer rijkstbegaafde en verdienstelijkste landgenooten, E. Douwes Dekker (Multatuli) verkeert, meenden niet te mogen aarzelen, om zich, tot voorziening en verbetering daarin, tot zijne en hunne medeburgers te wenden, wier gemeenschappelijken bijstand het, huns inziens, betrekkelijk licht zal vallen die te bewerken. Zij ‘aarzelden’ daarbij niet, omdat zij het slechts als de plichtmatige roeping aller geldelijk meer gegoede Nederlanders beschouwen, in den nood van Dekkers gezin te voorzien, waar hij zelf niet bij machte noch in de gelegenheid is dit te doen. Wel hopen zij, dat de tijd - en zoo 't kan, weldra - moge aanbreken, waarin het beheer der Nederlandsche koloniën, langs een of anderen, gemakkelijk aan te wijzen weg, het middel zal weten te vinden, den man, die 't eerst en 't krachtigst de oogen voor Insulindes druk en grieven geopend heeft, ter vergoeding zijner belangelooze inspanning en ter voorziening in de behoeften der zijnen, bij wijze van wachtgeld en pensioen, een jaarlijksch inkomen toe te kennen; maar zoo lang die tijd nog niet daar is, achten zij het de rechtmatige, zedelijke plicht van Nederlands meer bemiddelde burgers, daarin, zooveel in hun is, te gemoet te komen, en Dekkers vrouw en kinderen voor gebrek te beveiligen en een hunner waardig levensonderhoud en opleiding te verzekeren. Hun man en vader, de keerzij van wiens belangloozen aard het is, allerminst een financie-man te wezen, wiens roeping eer op ieder ander gebied dan dat eener doeltreffende behartiging zijner geldelijke belangen ligt, is daartoe niet bij machte. Zij zouden daarom wenschen, door een genoegzaam aantal persoonlijke inschrijvingen van een vijf en twintig tot honderd Nederlandsche guldens 's jaarsGa naar voetnoot*, tot een gezamenlijk bedrag van | |
[pagina 604]
| |
hoogstens twee duizend toe, in de gelegenheid gesteld te worden, zijn gezin behoorlijk te verzorgen en in een of ander gemeente, waar het leven niet te duur en het schoolonderwijs deugdelijk is, metter woon te vestigen. Een hunner, het meest in de nabijheid levende, zou zich meer bepaaldelijk met het beheer der te verstrekken geldsom belasten, in de betaling van 't benoodigde voorzien, en een wekelijksche uitkeering voor de dagelijksche behoeften aan de moeder des huizes doen kunnen. Moge hun vertrouwend beroep op de niet meer dan billijke deelneming in 't lot van Dekker en de zijnen, bij zijne erkentelijke landgenooten, niet te vergeefs zijn, en moge bepaaldelijk uwe - liefst zoo spoedig doenlijk te wachten - invulling van overstaande verklaring hen proefondervindelijk van uw persoonlijke belangstelling overtuigen. Verblijvende inmiddels hoogachtend Uw Dwe J. VAN VLOTEN (Deventer). R.J.A. KALLENBERG VAN DEN BOSCH (Huize Laanzigt, bij Breda.) T.C.F. VAN DER VALK (Delft). C. BUSKEN HUËT (Bloemendaal).
De Ondergeteekende... te... verbindt zich, tot wederopzeggens toe, voor eene jaarlijksche bijdrage-ingaande 1 Juny 1866 - van ... Ned. guldens, ten behoeve van Mevrouw E. DOUWES DEKKER en Kinderen.
Na invulling in te zenden bij een der onderteekenaren van overstaanden brief. |
|