[28 maart 1866
Brief van d'Ablaing aan De Geyter]
28 maart 1866
Brief van R.C. d'Ablaing van Giessenburg aan J. de Geyter. (Kopieboek 4, blz. 8-9. M.M.)
In het afschrift komen talrijke schrijffouten voor.
Waarde Heer
Ik ben bereid terstond een depot der werken van Multatuli te Antwerpen te vestigen, als ik slechts weet aan wien mij te wenden. Ik heb nog met geenen der boekhandelaaren te uwent zaken gedaan, en weet niet van hunne richting en hunne al of niet Soliditeit. Hoe weinig koopmansgeest ik ook moge bezitten, begin ik toch eindelijk door kracht van treurige ondervinding, een weinig huiverig te worden, vertrouwen te schenken. Kunt gij mij in gemoede iemand aanbevelen, dan kan hij over een assortiment beschikken. Waarom echter heeft mij tot heden nog geen Antwerpsch boekverkooper iets aangevraagt.
Een actief koopman zorgt dat hij voorhanden heeft de artikelen die gewild zijn is hij vermogend, dan maakt hij er eenige gewild. - De Antwerpsche boekverkoopers die nog niet zorgden, de werken van Multatuli voorhanden te hebben zijn dus niet actief en zullen mij ook voor het depot van weinig dienst zijn, wanneer gij en uwe vrienden niet een wakend oog houdt over mijne belangen, die, tot mijn spijt moet ik het bekennen, in zoo naauw verband staan met den opgang dien de genoemde werken in België zullen maken? Wil een boekverkooper een zeker getal voor rekening nemen met het doel geheel Vlaanderen voor eigen rekening te voorzien, dan ben ik bereid hem een behoorlijk extra rabat toe te staan, en dat aan hem, bij uitzondering op dat het koopen bij hem voordeeliger zij voor zijne Concurrenten dan het rechtstreeksch aanvragen aan mij. Willem Rogghé te Gent, heeft het een en ander van mij gehad en ontving een ex voor zijnen winkel van mij in commissie.