zou kunnen gaande houden. 't Is met schryven van de Ideën, nu juist als met het schryven aan u. Ik kan niet van verdriet. Er is voor schryven zekere stemming noodig, zeker zelfvertrouwen, inspiratie. Ja, dat hoef ik ù niet te zeggen, nu, die stemming is bitter, die inspiratie is een vloek. Ik zeide ergens: de sterkste uitdrukking van smart is sarkasme. Neen, ik geloof dat het ultimatum zwygen is. Wie schelden, vloeken of zelfs spotten kan, voelt nog leven en heeft nog uiting. Maar er komt een tyd van wezenloosheid.
Ik ben jaloers van een werkman die denken kan wat hy wil, en slechts moe wordt van lichamelyke vermoeienis. Och, die mislukking van de portret-historie kost my zoveel, en nu juist! Myn kinderen hebben er behoefte aan dat ik by hen ben.
Ja, ik ben moedeloos. Als ik geen opgang maakte met myn geschryf zou ik nooit op 't idee zyn gekomen daardoor invloed uitteoefenen; maar wel opgang, met zoo weinig effect... zie dat is verraderlyk! Het aantal brieven aan myn uitgever om Ideën is legio. En ook telkens kwamen er aanvragen om myn portret (vóór 't bestond). Bovendien kreeg ik allerlei brieven met vragen hoe men my kon steunen. En nu ik, uit dit alles besluitende dat de meening goed was, à contre coeur besloot dat portret zóó aantebieden, zyn al die enthousiasten op eens dood. Daar is iets traiterigs in, en 't breekt den band dien ik meende dat er bestond tussen myn lezers en my. Wel wist ik dat de meerderheid tegen my was, maar ik had oorzaak te bouwen op de hartelykheid van de weinigen die niet tegen my waren.
Een paar staaltjes. Er bestaat hier in Amsterdam een soort Sociëteit ‘Indische Club.’ (Ik ben er nooit geweest, omdat ik... nu ja, om veel redenen.) Geheel onverwachts, en zonder de minste aanleiding van myn kant, ontvang ik voor twee maanden een brief van die club, houdende berigt dat ik met algemeene stemmen tot eerelid was benoemd. Ik keek gek op, en bedankte beleefd. Nu moest ik toch denken dat er in die societeit geestverwanten van my waren? Zy hebben 't niet getoond, want niemand hunner heeft bygedragen tot het doel dat ik my voorstelde met de portretten. In heel Amsterdam trouwens hebben slechts 3 of 4 personen een genomen.
In Utrecht gaf men my een serenade, 't Was een onbeschryfelyke drukte. Het plein voor myn deur stond vol. Nu wist ik wel dat dit au fond niets beduidt, en dat velen leven maken om 't levenmaken, maar toch uit alles bleek sympathie. De speaker van de commissie die