Volledige werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866
(1977)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 430]
| |
Kunstnieuws.Dingsdag avond werd hier het tooneelspel de Bruid daarboven, door Multatuli, voor een talrijk publiek ten tooneele gebragt. Het was blijkbaar dat al de vertooners hun best deden om door eene goed voorbereide en vlugge uitvoering aan dit stuk een gewenscht succes te verzekeren. Zij mogten daarin dan ook slagen; aan vele tooneelen viel eene levendige toejuiching te beurt en toen het geheele personeel na het vallen der gordijn teruggeroepen, nogmaals voor de lampen moest komen om de hulde van het publiek te ontvangen, verscheen ook de schrijver, daartoe uitgenoodigd, in hun midden en werd mede met levendige bijvalsbetuigingen begroet. Vraagt men ons echter, of wij deze toejuichingen gerechtvaardigd achten, dan moeten wij in gemoede daarop een ontkennend antwoord geven. Onzes inziens is het motief der handeling onaannemelijk, de fabel onwaarschijnlijk en de bewerking in vele opzigten gebrekkig. De schrijver laat den held van het stuk de misdaad van een ander op zich nemen en zich daardoor een onteerend vonnis op den hals halen. En waarom? Omdat hij, let wel, nog een kind zijnde, zijn vader beloofd heeft voor dien persoon, toen mede nog slechts een knaap, te zullen zorgen en zoo noodig zelfs zijne eer voor hem op te offeren. Maar geen vader kan en mag dit eischen - een officier wel het allerminst - en de zoon die aan zulk eene belofte, zonder oordeel des onderscheids afgelegd, op rijperen leeftijd voldoet, toont dat hij zeer verwarde begrippen van pligt heeft en handelt èn tegenover zich zelf èn tegenover de maatschappij onverantwoordelijk. Zoo iemand had eigenlijk verdiend onder curatele gesteld te worden, en het is niet te vergen dat wij hem als een model van ‘verheven deugd’ zullen accepteren! Altijd beheerscht door hetzelfde valsche begrip van pligt, staat hij later aan den man, voor wien hij zich al eens opgeöfferd heeft - als deze zich zal gebeterd hebben! - zijn eigen minnares af, hoewel hij dien deugniet tevoren heeft toegevoegd: ‘uwe aandoeningen zijn verstompt, uw gevoel is uitgeput, uw hart is versleten!’ Geeft zijn eerste daad ons geen hoog denkbeeld van zijn hoofd, het laatste doet ons twijfelen aan zijn hart. Geen rechtschapen man kan de vrouw zijner keus in de armen van zulk een verliederlijkten man werpen, wiens bekeering immers geen den minsten waarborg van duurzaamheid oplevert. Deze Holm is trouwens nergens binnen | |
[pagina 431]
| |
de grenzen van het ware en natuurlijke en zoodra de sluijer, die aanvankelijk zijn mysterieuse wanhoop bedekt, maar even wordt opgeligt, heeft hij met ons geloof aan de mogelijkheid van zijn bestaan, tevens onze sympathie verloren. Ook Carolina, die eerst onze deelneming opwekt, verliest daarop later alle aanspraak. Na in een hartstogtelijk tête à tête tot haren minnaar gezegd te hebben dat zij ‘zijne liefde in het binnenste van haar hart zal bewaren, en dat zij zijn verloofde voor de hemel is’, verklaart zij eenige oogenblikken later dat zij gereed staat met den jonker van Bergen te trouwen. Dat een meisje hare neiging opoffert en aan een man, wien zij niet bemint, hare hand schenkt, is eene wending die meer in drama's voorkomt; maar dan is daarvoor toch altijd een duchtig motief, b.v. dat een vader door zulk een huwelijk van zijn ondergang gered wordt, of iets dergelijks. Maar het is toch waarlijk een al te zwakke beweeggrond voor een stap als deze, als onze freule zegt dien te doen omdat de stiefmoeder dit huwelijk gaarne zien zou en haar tegenstreven dus de huiselijke rust van haren vader - alles behalve een vriend van den jonker - in de waagschaal zou stellen. En dan - aan welk een man geeft zij zich over! Wie zulk een meisje bewonderen kan - wij niet. Onwaarschijnlijker handeling zal wel zelden zijn aanschouwd. In een miniatuurlandje als het onze verschuilt zich een jong mensch, dat jaren achtereen academieburger geweest is en een onteerend vonnis te zijnen laste heeft, niet zoo gemakkelijk onder een vreemden naam, om in deftige familien als muziekmeester in en uit te loopen. Ook zal niemand gelooven dat zelfs een ultra liberaal minister zijn dochter aan zulk een muziekmeester geven zal, alleen omdat hij opgemerkt heeft, dat de jongelui elkaar beminnen en hij een goede opinie van dien persoon heeft. Die goede opinie schijnt evenwel op geen soliede grondslagen te rusten, want vóór hij beider handen ineen legt, vraagt hij hem zeer naïf: ‘zijt gij een eerlijk man?’ In den regel doen zorgvuldige vaders vooraf elders onderzoek. Ook wisten wij niet dat de koning op verzoek dadelijk bereid is een vonnis, in wettigen vorm gewezen, krachteloos te maken en een eerloos verklaard man, zoo maar een twee drie te rehabiliteren. Dat is toch de ontknooping zich wat al te gemakkelijk maken. Wilden wij verder in eene uitvoerige analyse van het stuk treden, we zouden op meer andere onwaarschijnlijkheden, op contradicties en vergrijpen tegen de | |
[pagina 432]
| |
goede smaak kunnen wijzen. Het bovenstaande zal echter, naar wij vertrouwen, voldoende zijn om ons ongunstig oordeel voor den onbevooroordeelden toeschouwer te staven. De stijl is over 't algemeen los, hier en daar ook wel eens gekunsteld en gezwollen, en vooral ontsierd door kleinere en grootere onnaauwkeurigheden, die bij de uitgave ligt verholpen hadden kunnen worden. Eene strekking hebben wij te vergeefs gezocht. Sommige komische tafereelen zijn zeer aardig, hoewel de scène tusschen Weller en Frans wat al te lang duurt en aan laatstgenoemden zetten en geestigheden in den mond gelegd worden, die een knecht niet eigen kunnen zijn. Ook moet gezegd worden, dat de verschillende deelen van het stuk goed ineen sluiten en dat er veel begrip van theateraal effect in doorstraalt; iets waarin onze landgenooten anders niet sterk zijn. Dit een en ander kan echter geen afbreuk doen aan onze meening, dat de Bruid daar boven een mislukt, ziekelijk product is, hetgeen al weder bewijst, dat men een eminent talent kan zijn en toch slechte dramas schrijven. Wij vereeren, zoo zeer als iemand de buitengewone geestesgaven van multatuli, maar dit mogt ons niet beletten ruiterlijk voor onze meening uit te komen. De datum onder de laatste pagina van het boekje bewijst trouwens dat het op jeugdigen leeftijd geschreven is. Wij zijn er zeker van, dat hij tegenwoordig iets beters zou kunnen leveren. |
|