tion (gescheurd) heb ik gezegd of iets dergelijks. In weerwil namelijk van mijn tegenstand in de sectie, hadden zekere hollandse invloeden weten door te drijven, dat het onderwerp: Koloniale Staatkunde, zou behandeld worden in de grote zaal van 't Paleis, waar 't spreken zeer moeilijk is. Reeds had énige dagen vroeger een frans lid zich beklaagd qu'il n'avait pas les qualités d'un crieur public’. Ik had de koloniale zaken willen behandeld zien in de sectie... maar men durfde niet. 't Is opvallend dat mijne bedenkingen dienaangaande niet zijn opgenomen in 't proces-verbaal. De president dier sectie was den Heer Hartsen, lid van onze eerste Kamer behouder, greformeerd, amsterdammer enz. En zelfs mijn latere reclame over dat smoren is opnieuw gesmoord. Vrienden in Indië, Gij kunt U niet voorstellen wat het is, strijd te voeren in Holland! Niets is den Nederlander te laag als 't de verdediging geldt van zijn Gouden Kalf. 't Was in 't paleis des konings zo gemakkelijk niet, te zeggen wat ik daar gezegd heb. De hollandse couranten hebben - more majorum - mijn taal en den ìndruk die ze maakte, verdraaid. Gelukkig dat ze allen elkaar tegenspraken. Liberalen zeiden dat ik 't behoud had afgekeurd; behouders dat ik de liberalen had gebrandmerkt. Maar hierin waren ze 't eens dat mijn speech (gescheurd dus onleesbaar). Ik kwam daar niet om mooi te praten. Ik kwam om aan Europa te zeggen hoe de Nederlanders den Javaan behandelen, of liever ik kwam openlijk constateren, dat zij zwijgen als betrapte dieven op alles wat ik sedert vier jaar daarover gezegd heb.
Toch schijn ik - gedreven door Juvenaalsche verontwaardiging - niet zoo slecht te hebben gesproken. De Indépendance zegt daarvan:
A (met rood krijt geschreven) gedr. Kopy.
De heer Rochussen sprak na mij, maar beantwoordde mij niet. De Heer van Alphen vraagde 't woord en stelde voor ‘die zaken toch eens te onderzoeken.’ De heer Dumonceau kan precies geweten hebben onder welken indruk de vreemdelingen Holland zouden verlaten (deze 6 laatste regelen zijn doorgehaald). Om aan te toonen in welke omstandigheden ik de weinige woorden sprak, die hier worden medegedeeld, bedenke men dat ik bij elke zinsnede verwachtte te worden gestoord door den voorzitter van 't bureau - de Heer Hartsen alweêr! - en telkens ìnderdaad gestoord werd door een deel der Hollanders onder mijn gehoor, die aan de nationale eer meende