[7 september 1864
Brief van d'Ablaing aan Luttenberg]
7 september 1864
Brief van R.C. d'Ablaing van Giessenburg aan G. Luttenberg Gzn. Zwolle. (Kopieboek 3, blz. 12. M.M.)
Mijnheer
Het is mij gelukt Multatuli te bewegen de uitgave zijner Ideen voort te zetten, mits hem voor ieder vel druks, gereed het licht te zien f 25, - worde vooruit betaald. Niet gelukt is het mij tot heden iemand te vinden, die mij tot geldschieter wil dienen; ik heb van mijne zijde tot hiertoe het benoodigde geld verstrekt, doch dit heb ik tegen het einde der maand noodig in mijne zaak, dus, verre van hiermede te kunnen voortgaan, zoude ik zelf zeer gedupeerd zijn wanneer ik niet spoedig iemand vond die, ten faveure van D. en tegen behoorlijke interest mij, tot het binnenkomen der abonnementsrekeningen, een crediet opende, voor de successivelijk tot gezegd doel te verstrekken gelden.
Ging ik voort zonder zelf gedekt te zijn, dan zou ik, vooral zoo kort na de kosten die ik gehad en de uitbreiding die ik aan mijne zaak gegeven heb, mijne betalingen van andere dingen belemmeren, en het crediet dat ik bezit, en dat voor D. zoo wel als mij zoo nuttig is, verspelen, - houd ik op met uitbetalen van de bedongen f 25.- dan is ook gelijktijdig de veine van D. gebroken, en - wie weet of hij ooit die uitmuntend geschikte stemming terug erlangt, die hem thans zulk een kracht en ijver geeft.
Ge ziet er is veel hoop, maar laat men alles op mijne schouders alleen