[17 maart 1862
Brief van d'Ablaing aan Braunius Oeberius]
17 maart 1862
Brief van R.C. d'Ablaing van Giessenburg aan N. Braunius Oeberius. (Kopieboek 1, blz. 594. MM.)
Den WelEd: Heer N. Braunius Oeberius Bolsward
WED. Heer
Ik haast mij u terstond na ontvangst van uwen waarden brief van 15 ll de genoegelijke tijding mede te deelen, dat onze vriend EDDekker op het oogenblik druk zit te schrijven aan zijne ideën. - De koorts is geweken en de pijn in de keel bedaart merkelijk. - Hij zal hoogst waarschijnlijk aanstaande week de beloofde derde voordragt houden? -
Ik neem deze gelegenheid waar u, in naam der sijmpathie, die wij beiden voor Dekkers zaak en persoon aan den dag leggen, de anders misschien te indiscrete vraag te doen: wat hebt ge te Bolsward ten nutte van die zaak en van den persoon verrigt?
Hebt ge u reeds een vriendenkring gevormd, waarin de bedoelingen en de denkbeelden van Dekker ernstig besproken, getoetst en gewogen worden, een der vele kringen, die te zamen moeten en zullen vormen: de derde partij, de partij van waarheid en regtvaardigheid?
Hebt ge reeds eenige voorloopige demarches gedaan, zoodra ge dit geschikt oordeelt, met vrucht eene inteekenlijst te doen circuléren, om u het genot te verschaffen Dekker te Bolsward te zien optreden tot het houden eener voordragt?
Hebt ge,... doch waartoe u middelen aan de hand gegeven, Dekker