[13 december 1862
Brief van Charlotte de Graaff aan R.C. d'Ablaing]
Waarschijnlijk 13 december 1862
Brief van Charlotte de Graaff aan R.C. d'Ablaing van Giessenburg. Dubbel en enkel velletje postpapier, waarvan vijf bladzijden beschreven, en éen geadresseerd: De WelEd: Heer Den Heer Meijer ZEd. (M.M.)
maandagavend
WelEd: Heer!
Vergun mij nog eens terug te komen op ons gesprek van heden morgen: - ik heb u des wegens iets te zeggen als ik mag.
Allereerst waarde Heer, heb dank voor uw geduld, voor uwe neerbuigende goedheid die u zooveel tijd, woorden, en uitleggingen mij ten beste deed geven, voor uw lief geschenk, mij zoo welmeenens aangeboden en dat mij én als geestesvrucht van 'n man die veel nadacht, en leed terwille van dat nadenken, én als aandenken van onze kennismaking lief zal blijven.
Doch dit alles, hoe hoog het ook bij mij staat aangeschreven wens ik ditmaal meer voorbijtegaan, en meer hoofdzakelijk terug te komen op uw gesprek zelf, en de belangen van Dekker die tevens uwe belangen zijn.
Met hoge belangstelling hoorde ik u spreken dezen morgen, en de waarachtige vriendschap voor Dekker deed mij goed, de belangrijkheid van uw eigen leven en werken uw pogen en trachten, trokken mij zeer aan; voor veel in uwe beschouwingen