[17 oktober 1862
Brief van d'Ablaing aan Jan Douwes Dekker]
17 oktober 1862
Brief van R.C. d'Ablaing van Giessenburg aan Jan Douwes Dekker. (Kopieboek I, blz.614. M.M.)
Bij deze brief was de voorgaande kwitantie ingesloten, en wellicht eveneens de nog volgende schuldbekentenis.
Waarde Heer,
Ingevolge uwen geëerden van heden heb ik het voorregt U ingesloten aan te bieden de nota van hetgeen ik U tot heden geleverd
heb, ten bedrage van |
f 21.76 |
Hierbij gevoegd Kontanten Ue gefourneerd |
20.- |
|
tezamen |
f 41.76 |
die ik van U te vorderen heb.
Voorts voeg ik bij dezen de kwitantie, die U mij vraagt voor f 1000,- van U ontvangen ten faveure van Multatuli. Wat het bepalen betreft van eenen termijn van restitutie dezer gelden, ben ik zoo vrij U te herinneren, dat ik nog steeds een nader bezoek van U wachtende ben, om van U te vernemen wat verder kan geschieden in het belang der zaak in kwestie en ten einde onderling de voorwaarden van restitutie, als anderzins, naar bevind van zaken te regelen.
Mogt U inmiddels gelegenheid hebben gevonden, op eene andere wijze, dan door mijne bemiddeling uw plan ten uitvoer te brengen, zooals ik vermeen uit uw schrijven te moeten opmaken, dan zoude ik mij niettemin aanbevelen een bezoek van U te ontvangen, om, in verband hiermede, de wijze en termijn van restitutie, de waarborg van mijne zijde, enz. betreffende voorzegde f1000, ten faveure van Multatuli, van U ontvangen, na onderlinge overeenkomst behoorlijk te regelen.
Het komt mij voor, dat dit per brief even moeijelijk, als langwijlig zou zijn, te meer, omdat ik sedert uw laatste bezoek niets van de zaak vernomen heb.
Na hartelijke groete
Geheel de uwe
R.C. d'Ablaing van Giessenburg firma R.C. Meijer