Volledige werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862
(1960)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 668]
| |
‘Dit briefje schijnt geschreven woensdag 4 juni 1862. Met potlood staat het door 't eerste blaadje, maar is nu bijna uitgewischt. April 87. De maandag te voren wandelde ik met mijn kleine zusjes aan de rijswijksche weg. M.A. ontmoette ik daar met een heer, ik kende hem niet, maar zij noemde mij, ik wist wie hij was, ik liet de kinderen voorgaan en ging nr hem toe en gaf hem een kus.’
dit is wel 10 maal overgeschreven. Nu moet het weg, ik wìl. Mimi ik was ontsteld en gij ook! Nog ben ik het - O, had ik - God, ik weet niet hoe ik schrijven moet. Ik mag niets aanroeren. Schrijf ik dan niet aan U alleen? Dat is bitter. O, geef mij verlof U te schrijven, aan U alleen! Ja, ik voelde vooruit alles wat ik nu voel, toen ik U opriep om uw adres! Dit briefje is zeker 't tiende dat ik begon. Ik mag niets aanroeren en mijn hart is vol. Heb je je woord van eer gegeven? Zeg, heb je dat gedaan? O, die maandag middag! Nog voel ik uw hand - en ik mag niets aanroeren. Dat is om te stikken. O schrijf mij, zeg dat ik mag schrijven aan U alleen! Ik heb je lief. En ik geef U niet op, dan op Uw wil. Om niets niets anders, om niets hoorje. Zeg me dat ik je schrijven mag. Dit briefje kost mij veel moeite. Telkens verscheur ik. Mijn god, wat kan ik je schrijven, als ik niet weet dat ik schrijf aan U alleen? Dat voel je wel, nu vooral dat er tusschen U en mij geen derde kan staan, - O als die voilette! Nog voel ik alles! Daar was een heilig gevoel in dat alles. Ik beef er van. O schrijf me en zeg dat ik aan U kan schrijven, ongemaakt, en niet denkende aan derden. Ik heb veel geleden door uw laasten brief! Heeft M.A. u gezegd hoe mijn hart aan U hechtte? Ik denk ja, want zij is flink en trouw. Mimi, of je mij antwoordt of niet, of je mij toestaat U te schrijven of niet... ik blijf U aanhangen. Dat kan niet anders. O, als je je woord hebt gegeven? Dat is vreesselijk. Ik denk er over aan je papa te schrijven. Och, laat me dat doen. Ik zal hem goed schrijven. Wees niet bang dat ik iets bederven zal. Kind, kind, waarom gaf je je woord. Heb je er op gelet dat ik sedert uwen laasten geen Ideën heb ge- | |
[pagina 669]
| |
schreven. Je weet niet hoe ik aan je hechtte. Ik schreef je nooit phrases. Om godswil, maak dat ik je weêrvind! Ik voel dat jij 't ook wilt. Je kunt geen tehoog idee hebben van mijn hart voor U. Ik ben tot alles in staat, ja zelfs tot het nooit weêrzien, als dat weêrzien U schaden zou. O, die laaste brief! Je weet niet wat er is omgegaan in mijn gemoed. Toch mogt ik me niet opdringen. Lieve, lieve Mimi, maak toch dat ik je weêrvind. Ik wil U liefhebben. Maandag middag! Ik voel nog alles! O bewaar die voilette. 't was me als een verschijning. Ik heb je niet gezien, wel gevoeld. 't is me een bitter genoegen daaraan te denken. Help me, help me dat ik je weêr krijg. O zeg dat ik schrijven kan aan U alleen. Heel graag wil ik schrijven aan je Papa. Ik zal hem uitleggen dat het niet goed is U zoo te binden. O, ik zal je niet aftrekken van je pligt! Toe, zeg wat ik doen mag - maar zorg toch dat je mij niet vreemd wordt. Dat is vreesselijk. Dat is heel wreed, hoorje. Ik wil U niet loslaten, ik wil niet! O, die verschijning, ik beef er van. Toch zou ik die herinnering niet willen missen. Marie A. is een opregt flink meisje. Toch is 't beter dat je mij regtstreeks schrijft, en ook dat ik U schrijf zonder haar. tot verraad acht ik haar niet in staat, maar zij in hare vrijheid, kan niet goed begrijpen hoe gij gebonden zijt. Och, ook toen had zij 't verteld. Door haar kwam 't aan Z. en daaruit volgde die wreede laaste brief! Schrijf me regtstreeks, en bedenk een middel dat ik U schrijven kan. Bedenk en doe wat je wil, mits je niet voor mij verloren bent. Toen je mij afschreef, heb ik gehoorzaamd met een bloedend hart. Je was eene dame. Nu smeek ik je als Mimi, geef uzelve aan mij terug. Alleen Uw wil heeft kracht voor mij om je te verlaten. Waar en hoe en wanneer je mij vergunt tot je te komen, zal ik komen alsof mijn kind of mijn bruid mij riep. Lieve, lieve mimi, ik ben nog ontsteld van eergister middag. help mij en schrijf mij en heb mij lief. Wil je nooit die voilette weg doen? Is dat kinderachtig van me? Soit! 't is menschelijk | |
[pagina 670]
| |
ook. En toch had ik geen besef 't ding weg te doen. 'K had in 't geheel geen besef. toch was 't een zalig gevoel, een droom. O geef mij die voilette! Ja, bewaar 't voor me. 't is een symbool van scheiding, van afscheiding, van een beletsel. Ik wil geen beletsel tussen ons. Als je bang bent voor hartstogt, schrijf me dan niet. Wel wil ik je nooit weêrzien, maar je toespreken als een vreemde, dat kan ik niet. Ja, ben je bang voor hartstogt mijd me dan, want ik bèn in hartstogt voor U. O, ik wist het wel toen ik je adres vraagde. ‘Daar zijn dingen op de aarde en in den hemel waarvan onze wijsbegeerte nooit droomde!’ Ik voelde je in je eersten brief. Ja, als je daarvoor bang bent mijd me. Opregt wil ik wezen al zou mijn hart breken. Goed, ik hoef je nooit weêr te zien, maar bewaar uw voilette - en schrijf me. Heb je mij lief, mimi? Ik heb U lief. Max.
Ik heb uw huis gezien! O maak dat ik je schrijven kan. M.A. is een origineel meisje, ik stel haar zeer hoog. Zij heeft eene indépendentie van karakter die mij frappeert. Ik zal U mijne verhouding tot haar goed uitleggen. Ja, reken in alles op volkomen opregtheid, in alles. Liefhebben is geven, gedachten geven, hart geven, - ik zal je alles geven wat ik heb. O, dat schreef ik toen ook, en daarop volgde die brief! Toch had ik altijd een gevoel dat je niet voor mij verloren was! Neen dat kon niet. En al schreef je mij niet, toch blijf ik je beschouwen als de mijne, al ware 't dat ik dat moest toonen door je te mijden. Ik zal je beminnen in den hoogsten zin, en je trouw waarschuwen tegen mijzelven. dag mijn lief kind. |
|