Overwegende dat daarentegen, zooals de Regtbank teregt heeft opgemerkt, de in het vonnis aangehaalde acte van vijf en twintig January 1800 Zestig, waarbij de appellant zonder eenige reserve of voorwaarde verklaart het kopyregt van het meergenoemde werk aan den geïntimeerde te hebben afgestaan, en naar genoegen voldaan te zijn, en de brief van zeven April 1800 Zestig, waarin de appellant aan den Geïntimeerde schrijft: ‘het boek behoort U, mag ik het vertalen’, de gedachte aan het bestaan eener overeenkomst van lastgeving uitsluiten. -
Dat derhalve de Regtbank, met juistheid oordeelende, dat de grond der actie niet bewezen is, teregt op dien grond den eisch heeft ontzegd.
Zich alzoo vereenigende met het vonnis den negenentwintigsten Mei 1800 Een en Zestig door de Regtbank te Amsterdam tusschen partijen gewezen. -
Gezien artikel negentienhonderd twee Burgerlijk wetboek en artikel zesenvijftig van het wetboek van Burgerlijke Regtsvordering,
Bekrachtigt genoemd vonnis; -
Beveelt dat het volkomen gevolg zal hebben en verwijst den appellant in de kosten van het hooger beroep.
Aldus geoordeeld door de Heeren Mr. G. Schimmelpenninck Jzn, vice President, W.J.C. van Hasselt, J.J. Splitgerber, C.D. Asser en J.F.F. van Valkenburg, Raden, alwaar bij tegenwoordig was Mr. P.S. Noyon, Advocaat Generaal. -
get. G. Schimmelpenninck Jzn.
Voor eerste Grosse afgegeven
W. Goedkoop gf.
aan den Geïntimeerde. -
W. Goedkoop.
Geregistreerd te Amsterdam, den tienden Juny 1800 twee en zestig, deel 149, folio 169, recto, vak 4, acht bladen geen renvooyen. ontvangen voor regt f 2.40 en voor 38 opcenten fo. 91½ te zamen drie gulden Eenendertig eneenhalve cent. De ontvanger f. 3.31½
Scheffer.
Zegel |
f 2.80 |
}f 8.99½ |
schrijfl. |
2.88 |
}f 8.99½ |
regis. |
3.31½ |
}f 8.99½ |