en altijd heb ik mij later daarover beklaagd. Ik heb altijd, met (mijzelf verdrietige) brusquerie, kennismakingen moeten afbreken, die ik (mijns ondanks) had aangegaan uit te ver gedreven fideliteit - want primitief ben ik zacht. Maar juist dat ik U dit alles schrijf, bewijst dat het op U zelf niet van toepassing is. Dat zie ik nu uit uw schrijven aan Gunst, uit uw stuk in den Dageraad, uit uw brief aan d'Ablaing van Giessenburg (firma Meijer) uit alles.
- Een tussenzin: ik heb niet gezegd: ik alleen schrijf Ideen. Ik zeide: ik schrijf alleen m'n Ideen. Ik wees geen bondgenootschap af, godbewaarme, vooral 't uwe niet, ik bedoelde dat ik geen tijd had mij te versplinteren. Bij elke waarlijke kennismaking annonceer ik van mijn zijde: rondheid. Welnu, als behoorende tot dezen tussenzin, moet ik u ronduit zeggen dat deze brief dien ik u schrijf, gestolen is van mijn tijd, van mijne indrukken, en als zoodanig in zekeren zin een inbreuk op mijn pligt.
- In zekeren zin, ja. Niet in alle zinnen. Want nu gij getoond hebt geen bemoeier te zijn maar een bondgenoot, geen visitemaker, maar een helper, nu ik erken dat ge de zaak aanhangt en niet jaagt naar lastige inmengerij, om mij, nadat ge 't uwe er van hadt - zooals velen - te verlaten met een: ‘Zoo ei... nu goeden dag... zwem voort - ik groet je!’ Nu neem ik U op mijn agenda en beschouw 't schrijven aan U als behoorende tot mijn zaak.
- Om u even een voorbeeld te geven, hoe ik genoodzaakt ben al 't niet hoognoodige van mij afteschuiven, - d'Ablaing (een knap, braaf, trouw mensch) beantwoordt vele brieven aan mij gericht, op z'n eigen houtje. Ik weet dat hij ook aan u heeft geschreven. Wat hij schreef, zal goed geweest zijn, - maar hij kon niet schrijven wat ik u nu schrijven zal. Ik zal kort zijn, en tekstachtig. De preek kunt gijzelf maken.
Ik streef naar regt, in wij deren kring dan men meent.
Al wat ik deed, is voorbereiding.
Er is van mijn zijde veel kracht verloren gegaan in de noodzakelijkheid om mij, stoffelijk, boven water te houden.
Maar ik zal die kracht hebben tot het laatste toe. Ja, juist door die gedurige inspanning word ik hoe langer hoe sterker. Om te slagen in mijn hoofdroeping - althans ik houd het voor 'n hoofdroeping, later krijgt ge een compleet program daarvan - heb ik