[februari 1862
Brief van Multatuli aan d'Ablaing]
Waarschijnlijk midden februari 1862
Brief van Multatuli aan R.C. d'Ablaing van Giessenburg. Enkel velletje postpdpier, dan éen zijde beschreven. (M.M.)
De ‘kleine jongen van Lobo’ was de halve-wees Karel van Dam, een neef van de boekhandelaar Lobo op de Botermarkt.
Waarde d'Ablaing
Ik heb een stomme streek gedaan. Voor een dag of tien heb ik dien kleinen jongen van Lobo (die zoo klaagde over gebrek aan werk en avenir) gezegd dat hij maar bij mij moest komen, dat ik hem wel wat werk zou geven, enz.
Maar zie nu komt hij alle dagen en hij hindert mij. Hijzelf kan 't niet helpen, hij is een vlug fatsoenlijk jongetje maar mij hindert het als er iemand bij mij zit. Bovendien heb ik niets voor hem te doen. Ik kan het niet van mijzelf verkrijgen hem nu zoo op eens weer aftedanken, vooral daar hij een kapperswinkel voor mij verlaten heeft. Is 't U ook mogelijk hem wat werk te geven? Al was 't dan alleen maar voorloopig tot ik verder raad zal geschaft hebben. Adieu
tav
DD.