Fuhri waarin hij mij dreigde etc. Je weet hoe zulke brieven mij ongeschikt maken wat te doen. Ze beletten mij te werken. Acht dagen lang had ik dien brief als een spook voor mij, en ik kon niets doen. Toen redeneerde ik zoo: Wàt drukt mij? Niet het tegenwoordig geldgebrek op zichzelf, want wat wij noodig hebben kan ik verdienen als ik kalm werken kan. Dit nu is me onmogelijk bij zoo'n tiraillement, dat telkens weer komt. Maar als ik een jaar slijt in voortdurende agitatie van bitter lijden en tobben over spoken (dat zijn mij zulke brieven) vraagt een ander: wat heb je dat jaar gedaan?
Ik moest iets radicaals doen om die spoken te verdrijven. Erger dan ik nu mijzelf bankroet verklaar, kan niet. Wie me nu weer dreigt, wijs ik op die courant. En daarmee win ik kalmte om te werken. Dit is in ons belang en in 't belang van de crediteuren zelf.
Ik maak nu een brusque afscheiding tusschen oude schulden en oogenblikkelijk bestaan.
Voor 't laatste hoop ik te zorgen, dus beste beste kind, goede moed. Ik zal winnen. Dag beste lieve, kus de kinderen. Zeg alles aan den heer van Vloten. Nu zal ik ook de zaak met v. Lennep winnen. De Ideen zijn heerlijk gedrukt, een ware prachtuitgave. Het stormt inteekenaren. De Vrij-Arbeid gaat zonder voorbeeld. De Amsterdammer Ct. zegt dat ik gelijk heb met het woord verrot, en hij neemt het over. Ik zal winnen!