Volledige werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862
(1960)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 583]
| |
Ik dank u voor uw brief: hij is gelijk ik dien hoopte, ja verwachtte; want in weêrwil dat gij mij (er) in bijzondere gesprekken beschuldigdet U bestolen te hebben, en de beschuldiging zijlings op blz. 7 van uw vrijen arbeid (no. 1) herhaaldet, bleef ik mij toch nog vleien, dat gij, alleen uw eigen hart en ondervinding en niet de inblazingen van anderen gehoorgevende, op dat punt tot betere gedachten zoudt komen. Mijn gedrukte brief was dan ook niet zoo zeer een beroep op ‘'t geeerde Publiek,’ als een beroep op u zelven, en dat het niet vergeefs is gedaan, zie ik uit den toon van Uw brief. Zoo schrijft men niet aan iemand, door wien men waant bestolen te zijn. Maar, indien gij nu tot de overtuiging zijt gekomen, dat ik niet op u en met uw boek, uit lage winzucht, heb willen spekuleeren, indien gij zelf tot de konkluzie komt, dat er tusschen ons alleen verschil kan bestaan over de beteekenis van 't woord verkoopen, maar geen geschil over 't mijn en dijn - het eenige waarover de gewone regter kan cognosceeren, indien eindelijk de voortzetting der zaak in hooger beroep buiten weten geschiedt, dan laat ik het aan uw eigen oordeel over te beslissen. 1o of gij 't zult mogen toelaten, dat uw advocaat - die nu blijkt uw advocaat niet te zijn - voortga met mij als hij doet voor de Rechter uit uwen naam voor te stellen als iemand, die u, die de registratie, de Hemel weet wie al meer, besteelt? als iemand, ‘tegen wiens schrander en koel berekenend talent uw machtig maar goedgeloovig genie (dit zijn allen citaten uit de Memorie van Grieven) - niet bestand was’? - 2o of gij niet publiek en zoo spoedig mogelijk wilt désavoueeren, hen die, buiten u om, uw procedure voortzetten, waar de eenige quaestie die U aan 't harte gaat, niet eens in behandeling komt en alleen uitkomt op een rekening en verantwoording wegens geldzaken, welke r en v ik u uit mijzelven gedaan zou hebben; maar tot het doen waarvan ik mij nimmer zal gehouden achten: uw procedure, opgezet en voortgezet door een advocaat die er een cause célèbre van wil maken, en die tot niets strekt dan om de pleiters over en weer hatelijkheden te laten zeggen tegen u en tegen mij: - tot groot vermaak van ‘'t geëerd Publiek’. - 3o of gij zult blijven weigeren het voorstel aan te nemen, door | |
[pagina 584]
| |
mij aan den Hr.D. gedaan en welke weigering niet meer natuurlijk maar met het oog op u en de uwen onnatuurlijk zoû zijn, zoodra de geldquaestie door u ter zijde wordt gesteld. Het blijft u daarom toch altijd vrij staan uw dispositie van verkoop waereldkundig te maken en over 't moreele geschilpunt - zooals ik het eens noemen wil - met mij te twisten. Uit de aanneming zal nimmer door mij, noch geloof ik door iemand dan door de Droogstoppels, om wier meening gij niet geeft, een argument tegen u gehaald worden. Ik ben |
|