[18 januari 1862
Brief van Multatuli aan d'Ablaing]
18 januari 1862
Brief van Multatuli aan R.C. d'Ablaing van Giessenburg (firma R.C. Meijer). Foliovel papier, aan éen zijde beschreven. (M.M.)
Zaturdagavond.
beste Meijer!
Hierbij wat kopij. Ik heb tegenspoed. Ik wacht op iets.
Gij hebt hierbij genoeg voor vel twee. Ik heb meer (en had andere kopij, maar ik wacht op iets en heb moeten veranderen, daaraan heb je die boutade te danken, en 't programma van de Idéen er tusschen in. Over Uw prospectus later. Ja, 't moet verzonden worden met deze brochure.
- Vandaag heb ik van Rochussen de dagorder Van Swieten ontv: Ik heb Broese dadelijk bedankt. Dat is dus in orde.
- Verdenk mij niet van luiheid. 't Is juist andersom, ik neem aan twee vel 's weeks te leveren als ik een goede kamer heb. Ik heb zeer veel te zeggen.
- Ik had morgen willen vertrekken, maar ik vrees nog dat ik niet zal kunnen. Maar zend me niets meer, want als ik morgen niet weg kan dan ga ik toch overmorgen, zeker.
- Hoor eens, je zegt zend toch kopij - goed. Maar neem nu eens aan den anderen kant die drukkers. Dat vel 1 verzond ik maandag avond en ik ontvang de proef van avond eerst. Maar soit, dat's gaauw uit. Ik kom daar. O, dat vee van lezers weet niet wat het is te schrijven met zoo'n vracht op den hals.
- Ja, mijn Idéen zullen goed gaan. Je zult zien. Ik heb er pret in. Ik zal zeggen als Polak mijn orgaan. Och arm. Ik hoop dat Broens niet kwaad is. Adieu, zeg aan Siet dat ik gaauw kom. Hoe vind je 't idee dat R. mij helpt aan een stuk dat ik noodig had? Is dat niet curieus. Maar ik houd hem voor goed. Adieu.