[4 juli 1861
Brief van Multatuli aan Tine]
* 4 juli 1861
Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven V, blz.94; Brieven WB V, blz. 73). Volgens mededeling van Mimi: poststempel 4 Juli 1861.
Donderdagavond.
Lieve beste Tine! Van morgen kreeg ik uw brief van maandag, maar zeker veel later verzonden om den regen. Ik dank je wel voor je lief schrijven. Neem mij niet kwalijk dat ik zoo weinig schrijf. Ik ben moe. Ik heb zoo'n last van timmeren en metselen en dan gaat het werken zoo slecht van de hand. Ik moet mij inspannen om het leven niet te hooren en dat vermoeit zoo.
Ik zie Siet bijna niet. Zij wordt streng bewaakt. Ik ben te moe om u alles te schrijven. Vertel mij tot hoever je de m.b. hebt. Ik kan uit die post niet wijs worden. Ik heb allerlei tegenspoed, maar dat is niets. Neen kind, verheug je niet met de recensies, dat zal je tegenvallen, ze zullen mij liever steenigen dan goed van mij spreken. Ik verwacht hevige aanvallen.
't Is jammer dat ik door de verschrikkelijke drokte niet gaauwer kan voortgaan. Ook drukken ze niet gaauw genoeg naar mijn zin. Ik ben van plan zoodra het af is, geld te vragen om thuis te komen en u te halen.
Lieve engel, ik ben moe, de letters dansen mij voor 't gezigt. Kus de beste kinderen. Zoodra ik kan kom ik thuis, ik verlang dol. Dan is mijn plan in Holland te gaan wonen (om 't schrijven).
Ik heb aan den minister geschreven, ja, dat heb je gelezen niet waar, in de MB? Ik verwacht natuurlijk geen antwoord. In godsnaam, dan ben ik vrij ook van dien kant.
't Is beter alleen te schrijven. Om te leven zal ik genoeg kunnen verdienen en dan moeten de schulden maar in godsnaam wachten.
Ik weet toch nog niet of 't niet beter is in 't buitenland te wonen. Maar 't is zoo moeijelijk voor de correctie enz. Er is altijd voor en tegen. Ik ben moe en verlang naar huis. Dag beste kind.