[12 juni 1861
Brief van Multatuli aan Tine]
* 12 juni 1861
Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven V, blz. 86; Brieven WB V, blz. 68) - Met v. H. is Van Heeckeren tot Walien bedoeld.
Woensdagmorgen.
Lieve beste Tine! Ik heb uw brief.
Ik heb drokte, drokte. Ik schrijf
‘Minnebrieven van multatuli’
Minnebrieven, ja! Van donder en bliksem! Ik heb eigenlijk veel aan u te schrijven, maar ik mag niet. Ik heb geen tijd, ik moet je verwaarloozen, maar jij moet schrijven. Je bent mijn beste beste Tine, mijn Tine. Geloof mij dat Siet een engel is voor mij en die beste Theodoor ook.
Ik zal je wat weinig schrijven deze dagen, wees er niet ongerust over.
Ik heb geen tijd. Ik heb een rare historie (geen vrouwenzaak). Ik biologeer. Laat mij begaan.
Ik, die geen geld heb voor u, voor mij, voor de kinderen heb een gezin gered dat gisteren f 400.- noodig had.
Dat is mijn antwoord op de door v. H. rondgestrooide vertelling ‘dat ik een afzetter ben, dat ik een dief ben.’
Ter terugbetaling dier f 400 schrijf ik die Minnebrieven. Laat mij begaan.
Maar er is ook mij geld toegezegd. Alles gaat zoo slijmerig. Behalve wat ik doe. Die man moest vóór 11 Junij f 400 hebben en hij had ze den 10den.
Dag engel. Och, ik wou je zoo graag een brief van Siet zenden. Ik kan 't haast niet laten. 't Is een edel kind.
Nooit is er zoo'n schrijver opgestaan? Dat is waar! Ik zal 't je toonen! Ik zal schrijven als een god en een duivel. Ik zal ze betooveren en laten beven. Dat zal ik.
Maar talent is 't niet, het is ziel!
Klaag niet over mijn verhouding met Siet. Zij inspireert mij. Schrijf haar dat. Als je 't goed vind. Kus de lieve lieve kinderen. Ik ben in een stemming om te schrijven als een onweer. De Max zal er niets bij zijn. Laat mij begaan.