schijnt dat Multatuli de begrafenis niet heeft bijgewoond, wellicht om te vermijden dat hij daar Jan Douwes Dekker zou ontmoeten, met wie hij geheel dit jaar ernstig gebrouilleerd bleef. De ‘Multatuli-herinneringen’ bevatten overigens vele opmerkelijke gegevens. Van hém leerden de meisjes-Abrahamsz schaken, hoewel hijzelf vertelde ‘dit met een goeden speler altijd te hebben verloren, omdat zijn temperament hem belette zich te beheerschen, en te spelen volgens methode.’ (blz. 77). Waarschijnlijk doelt dit nog op het najaar van 1860, evenals de (al dan niet letterlijke) aanhaling uit Multatuli's eerste brief aan Sietske: ‘Maak niemand deelgenoot van mijn vraag noch uw antwoord. De vlinder verliest zijn kleur bij 't betasten, de bloem haar waas van frischheid, en een vertrouwen als ik van u vraag wordt geschonden, wanneer 't niet rechtstreeks gaat van u tot mij.’ (blz. 77). Op uitdrukkelijke last van Multatuli, moest alle correspondentie worden verbrand. (blz. 78).
Belangrijk is haar mededeling: ‘Eens mij alleen treffende, verklaarde hij me in een soort extase, Keizer te willen worden, en dat daarheen zijn politieke plannen leidden. Schriftelijk volgde uiteenzetting van de erfopvolging bij de inlandsche vorsten van Sumatra. Geen zoons of dochters erfden den troon, maar de zusters kinderen, en door Multatuli werd ik uitverkoren als Kroonprinses van Insulinde. Op de munt van 't nieuwe Keizerrijk zou de beeldenaar mijn kop vertoonen. Voorloopig zou mijn titel worden: Hertogin van Sumatra.’ (blz. 78; zie ook blz. 81).
Het is niet zeker of deze herinnering het najaar van '60 of het voorjaar van '61 betreft.
‘Multatuli gaf me te verstaan, dat ik me zoo veel mogelijk moest ontwikkelen, en vrij maken van de slavernij der gewone vrouwelijke bezigheden, bestemd als ik was tot verhevener taak. “Tegenstand in uwe huiselijke omgeving zult ge gemakkelijk overwinnen als ge eene zekere methode volgt,” meende M. “Redeneer niet over 't geen mij betreft, verdedig niet mijn persoon of mijn streven, maar handel zonder te praten. Wat ik je opdraag moet worden voldaan, ten koste van al 't andere”.’ (blz. 79).
‘Over de diepe betekenis van het woord “dienst” voor een mili-