Volledige werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862
(1960)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 326]
| |
Waarde Heer van Lennep! Ik ben genoodzaakt U nogmaals lastig te vallen over dien herdruk. Ik ga nu de kwestie van ‘regt’ voorbij, - schoon ook uit dat oogpunt de zaak niet klaar is: Ik heb mijn manuscript niet verkocht; ik heb met dankbaarheid uwe hulp aangenomen om het gedrukt te krijgen, - maar ik durf U vragen of het van den kant des boekhandelaars dien gij met de uitgave belast hebt, delikaat is mij zoo geheel buitentesluiten bij de overlegging hoe er meê gehandeld worden moet? De vraag is nu niet wat de eisch is voor andere werken. Ik wil daarvan geen verstand hebben; maar over de behandeling van M.H. kan en moet ik oordeelen. Dat regt is niet verkocht, noch betaald. Dat regt is niet te koop, en is niet te betalen. Ik heb U het manuscript afgestaan in de meening dat gij het zoudt behandelen zoo als het belang mijner zaak eischte. Uwe hartelijke deelneming in die zaak gaf mij het regt tot die meening, en ik mogt niet vooronderstellen dat ik in handen geraken zou van een boekverkooper, een koopman, een winkelier, die tot overmaat van ramp tot eene partij behoort, of zich verbeeldt er toe te hooren, die - na de spoorweg kwestie vooral, - mijn boek tegenwerkt. Ik ben zoo vrij U dringend te verzoeken mij te zeggen, hoeveel ik U schuldig ben, en mij mijn manuscript terug te geven. Uwe eer vordert dit, geloof ik. Al waren al mijne meeningen onjuist, - dit is een feit: dat ik niet tevreden ben over de wijze van produceren van den M.H., en daar het hier geldt eene zaak waaraan ik alles opoffer, moet ik hierin, hoe zwaar mij het valt, doortasten. De Ruijter heeft de onbeschaamdheid over het boek te spreken als of het zijn eigendom was. Hij beslist over druk, prijs, wijze van aankondigen, vertaling... 't is heel stuitend voor mij! Wat de Ruijter met U is overeengekomen, weet ik niet, maar ik was niet met U overeengekomen dat de strekking van mijn boek zou tegengewerkt worden. Dit weet gij toch van mij dat ik daartoe, voor geenen prijs zou te bewegen geweest zijn. Na vriendelijke groete ben ik met de meeste achting Uweledelgestr. Dienstwillige Dienaar Amst. 12 October 1860 Douwes Dekker |
|