[16 augustus 1860
Brief van Multatuli aan Tine]
* 16 augustus 1860
Brief van Multatuli aan Tine, volgens mededeling van Mimi gedeeltelijk verscheurd. (Brieven IV, blz. 107; Brieven WB IV, blz. 91)
Estelle: een zangeres in een café-chantant te Brussel, waar Multatuli wel eens kwam. Zie de brieven van 29 oktober 1839 en van 31 januari 1860.
Ik ben in den Haag geweest, ‘ik ben een puur genie’ zeggen ze... goed!
Uw schrijven heeft me een idee gegeven. Ik denk binnen een paar dagen geld. Houd je goed. Ik heb hoop. De stemming in den Haag is heerlijk. Later alles uitvoerig. Ik hoop je binnen een paar dagen geld te zenden. Ik heb een idee. Dank Edu voor zijn brief, dag Nonnie. Ik ben in weerwil van alles vol moed. In den Haag begrijpen ze nu dat ik vrijheid noodig heb. Ik heb 't hen verteld! dat verzeker ik u, en ze keken als gekken. Ik kan u niet alles vertellen.
Mijn idee is dit: de boekverkoopers, redacteurs etc. loopen me na om stukken, iedereen. Zelfs Bekking toen ik hem voorlas wat ik dan eigenlijk geven wilde, scheen zijn vriend D.v.T. opteofferen aan 't pleizier gedrukt te zien wat ik schreef. Van Soest rukte mij (voor den Indiër) den brief uit de hand dien ik schreef aan den Tijdspiegel, en wilde dien niet weergeven. Hij plaatst hem in den Indiër en schrijft er boven: ‘van den genialen Multatuli’ ik begrijp niet goed waarom, want die brief is heel eenvoudig.
Nijgh uit Rotterdam schrijft me ook.
Kortom 't is een rage.
Welnu, ik zal aan een uitgever f 1000 vragen, dadelijk, oogenblikkelijk, en ik heb hoop dat ik slagen zal. Dag engel.
Kus de lieve lieve jongens. Ik heb hoop.
Als ik eerst f 1000 heb dan zamen in den Haag, denk ik, dag schat.
Ik ben puur verliefd op Sietske. Dat is een engel. Je moet kennis met haar maken. Och, schrijf haar eens en zeg dat ik u gezegd heb dat ik verliefd op haar ben, en dat dat mag. Ik had gemerkt dat ze wat op haar gemoed had, en had haar gezegd dat ze mij eens schrijven zou. Nu kan ik u zeggen dat ze worstelt met het