[2 juli 1860
Brief van Multatuli aan Tine]
* 2 juli 1860
Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven IV, blz. 91; Brieven WB IV, blz. 80).
Waarschijnlijk is de brief door Mimi tegen het einde bekort.
Maandag morgen.
Beste schat! Jan is Zaturdag morgen vertrokken en beloofde mij geld te zullen zenden, ik heb nog niets ontvangen. Ik gis en hoop echter dat het gauw komen zal, de geest was goed. Zoodra ik ontvang zal ik u zenden.
Maar ik schrijf u over iets anders. De Gids is heden verschenen, - die is prachtig, ik heb geen woorden om uittedrukken hoe mooi! Dat is een advokaat! Ik geef die recensie niet voor fl. 1000! Die recensie is mij borg dat ik mijn zaak winnen zal. 't Is prachtig in een woord. En het boek, èn de zaak worden verheven boven de wolken, en op een manier die aantoont, dat ik niet alleen sta.
Ik hoop van middag een exemplaar te krijgen om u te zenden als medicijn. Het is onbeschrijfelijk mooi, ferm en forsch. De recensie is als mijn boek. Kortom ik heb hoop. Na zulk een recensie kan men mij niet in den steek laten.
Dag schat. Ik schrijf van avond weer, maar ik was zoo aangedaan door de recensie dat ik niet laten kon u dadelijk te schrijven. Die prof. Veth is een dappere strijder! Een kampioen van belang, hoor, - ik zal weinig meer te zeggen hebben, vooral daar er nog een vervolg komt. 't Is heerlijk, prachtig. Verheug u daarmee. Hij begrijpt alles in mijn boek, zelfs alle dingen waarvan een ander zeggen zou: wat doet dat er bij?
Hij zegt dat de dingen die eigenlijk niet deugen, toch juist zóó zijn moeten en zegt hij men kan geen bloemlezing van letterk. uitgeven zonder Saïdjah. Hij zegt wel vier keer dàt of dàt is nooit zoo beschreven, etc.