[22 juni 1860
Brief van Multatuli aan Tine]
* 22 juni 1860
Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven IV, blz. 82; Brieven WBIV, blz. 75). De ‘bijgaande brief’ van Van Lennep is niet teruggevonden.
Amsterdam, vrijdag avond
Lieve beste Hart! Nog kan ik geen geld zenden. Lees bijgaanden brief dien ik heb ontvangen. Pleizierig is 't niet. Ik weet niet wat te doen, en kan maar niet tot een besluit komen. Ik vind van Lennep heel lam en koud in dien brief. Enfin!
V. Hasselt bij wien ik van morgen geweest ben, was hartelijk en lief, maar wat helpt dat?
De zaak is geld! Max maakt goeden opgang. Hier minder dan in Rotterdam maar dat zal nog komen, denk ik. De recensie in den Economist is heerlijk, geheel naar mijn zin. Nu komt nog Gids, Dageraad en Ind. Tijdschrift. - De Dageraad was niet van meening het daarbij te laten blijven. Het was alleen een bewijs van ontvangst. Ook het Ned. Ind. Tijdschrift heeft op den omslag gezegd: ‘Multatuli, wij hebben uw boek met genoegen gelezen en later meer.’ Ook zal 't nog in het Handels- en Effectenblad komen. Ik gis dat het hier in Amsterdam, waar alles langzaam gaat, nog de tijd niet is voor enthousiasme.
Ik kan u niets bepaalds zeggen, ik denk en praktiseer. Ziedaar alles. Al ware er questie van eene nationale inschrijving, het oogenblik is nog niet daar.
Ik heb van Lennep nog niet gesproken. Hij was op reis en heden is hij terug gekomen. In verband met zijn brief (drokte!) heb ik het indiscreet gevonden hem te gaan spreken, en bovendien ik verlies er, vind ik, niets bij.