Volledige werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862
(1960)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
Wij ondergeteekenden Mr. J. van Lennep Rijksadvokaat wonende te Amsterdam op de Keizersgracht tusschen de Leidsche en Spiegelstraat, C.C. 712 en J. de Ruijter, Boekhandelaar en als zoodanig behoorlijk gepatenteerd, wonende mede te Amsterdam, op den Dam bezijden het Paleis E 529, verklaren onderling te zijn overeengekomen als volgt. Art. 1. De Eerst ondergeteekende staat aan den tweeden ondergeteekende, zijne Erven of Rechtverkrijgenden af het Kopijrecht over het Werk getyteld Max Havelaar of de Koffijveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij door Multatuli, van welk werk den Eerst ondergeteekende dat Kopijrecht heeft verkregen blijkens verklaring, door den Schrijver, den Heer E. Douwes Dekker afgegeven te Brussel den 25 Januarij 1860, zijnde behoorlijk geregistreerd te Amsterdam den 1 Februarij 1860 en aan deze overeenkomst gehecht. Art. 2. De tweede ondergeteekende verbindt zich gemeld werk te zijne koste te doen drukken en uit te geven op zoodanige wijze en in zoodanig formaat als hem geschikt zal voorkomen. Art. 3. De tweede ondergeteekende verbindt zich wijders voor of uiterlijk op den ie Julij van het jaar 1861, en voorts op den 1e Julij van elk volgend jaar aan den Eerst ondergeteekende zijne Erven of Rechtverkrijgenden te doen rekening en Verantwoording van gezegde uitgave, en hem Eerst ondergeteekende zijn Erven of Rechtverkrijgenden telken reize tevens uit te keeren de zuivere helft van de netto winst, welke de verkoop van het meergenoemde werk in het laatst vorige jaar mocht hebben opgebracht: zonder wederkeerig in geval er, in plaats van winst, verlies mogt wezen, deswegens aan den Eerst ondergeteekende zijne Erven of Rechtverkrijgenden te kunnen in rekening brengen. Art. 4. De bepalingen van Art. Twee en Drie gelden evenzeer voor alle volgende drukken, welke de Tweede ondergeteekende van het meergenoemd werk mocht opleggen en Uitgeven. Art. 5. De tweede ondergeteekende of zijne Rechtverkrijgenden zullen geene vertaling in eenige vreemde taal van het meer genoemd werk mogen doen vervaardigen veelmin uitgeven, noch het recht daartoe aan een derde vergunnen, zonder uitdrukkelijke toestemming van den Eerst ondergeteekende. | |
[pagina 210]
| |
Art. 6. De voordeden, welke de uitgave door de Tweede ondergeteekende eener Vertaling van het meergenoemde werk mocht opleveren zullen voor de helft aan den Eerst ondergeteekende worden verantwoord, op den voet als bij Artikel Drie ten opzichte van het oorspronkelijke werk is bepaald. Art. 7. In geval van afstand van het recht van vertaling aan een derde, zullen de daarvoor genoten gelden onmiddelijk na de voldoening daarvan door beide ondergeteekenden, of hunne Erven of Rechthebbenden gelijkelijk worden verdeeld. Art. 8. In geval van Verkoop van het Kopij recht van het Werk door of ten laste van den tweeden ondergeteekende zijne Erven of Rechtverkrijgenden, zal de helft van de netto opbrengst van gezegde verkoop, en zulks na aftrek der kosten, indien de druk en verdere voorbereiding tot de uitgave nog niet afgeloopen mocht zijn, aan den Eerst ondergeteekende zijne Erven of Rechtsverkrijgenden, dadelijk na den ontvangst worden uitgekeerd. Art. 9. Alle geschil 't welk tusschen partijen betreffende deze zaak, of omtrent de uitlegging van de bepalingen dezer overeenkomst mocht ontstaan, zal worden onderworpen aan de uitspraak van twee Scheidsmannen wederzijds benoemd, en met bevoegdheid om zich in geval van verschil van meening een derden Scheidsman te assumeeren, welke Scheidsmannen zullen beslissen, zonder dat hunne beslissing vatbaar zal zijn voor hooger beroep. En zijn van deze overeenkomst gemaakt twee eensluidende afschriften, dewelke door beiden zijn geteekend. Amsterdam, den 4e Februarij 1860. JvanLennep. JdeRuyter. |
|