[18 november 1859
Brief van Dekker aan Tine]
* 18 november 1859
Brief van Dekker aan Tine. (Brieven III, blz. 143; Brieven WB III, blz. 89). Postmerk 18 Nov. 1839.
B.: resident Bekking.
Brussel, Vrijdag avond.
Lieve Tine, ik heb van morgen vroeg uw briefje ontvangen van woensdag morgen.
Men heeft mij niet weer om geld gevraagd, ik zal nog wachten zoolang het kan.
Sedert zes dagen doe ik niets dan op en neer loopen in mijne kamer, en als het donker is ga ik uit.
Ik had niet verwacht dat Jan met mijn boek ingenomen zou wezen, maar als hij er ingenomen mee was, had ik van u verwacht dat gij dan uit u zelve gevraagd zoudt hebben of hij het kon verantwoorden mij over te laten aan de genade van een logementhouder?
Doch soedah! Ge zegt toch hem niet à coeur ouvert te durven spreken. Wat helpt het dan of ik u iets schrijf?
Ge zegt bovendien dat ge doen wilt wat u behaagt. Commensalen houden? Gij hebt geen tijd om behoorlijk aan mij te schrijven, hoe wilt gij dan iets anders doen? Doch nog eens, gij stoort u niet aan wat ik u zeg.
Ik had u willen zeggen om noch met B. noch met zijne vrouw één woord te spreken, en uwe kamer te houden. Doch 't zou me niet veel helpen.
Ik zal mij staande houden zoolang ik kan.
Ik ben boos op u. Gij trekt partij tot zelfs voor dien gemeenen van der Hucht, en voor mij durft gij niet te spreken.
Kus mijne lieve kinderen. Als de post weg moet of als ge hoofdpijn hebt kunt gij gerust uw geschrijf houden. Moet ik u dat nog eens zeggen?