mede men van plan is mij weêr neêrtehalen van het voetstuk waarop men voor een oogenblik gedwongen is mij te plaatsen! Het is waar dat ik beestachtig mishandeld ben, dat ik aanspraak zou hebben op sympathie, hulp enz. - maar... ik ben personeel! Wèl dat is verschrikkelijk. Een man die zijn pligt heeft gedaan met moed, die daardoor met vrouw en kinderen tot den bedelstaf is gebragt, durft niet alleen zich verdedigen, maar hij waagt het nog de personen aantetasten die hem ongelukkig hebben gemaakt, dàt is onvergeeflijk! Het is waar dat ik door de schuld van D. v. T. en dergelijken, gedurig in angst verkeer voor den dag van morgen, dat ik gescheiden ben van vrouw en kind, dat ik rondloop als een bedelaar, - 't is waar dat zij die mij dat aandeden in welvaart en weelde leven (- ‘er is tevredenheid op hun gelaat, en gekners tusschen mijne tanden’) dàt alles is wel waar, - maar, - ik ben personeel! -
Ik moet in de krant lezen dat Rochussen in de Kamers D. v. T. regtschapen noemt, - ik ga door voor een vagebond een afzetter, een dief, - dat is wel hard, maar - ik ben personeel! -
Ik moet lezen dat B. v. K. ridder is geworden, en het valt wel hard op dat zelfde oogenblik te worden aangesproken door mijn hospes op eene wijze die mij niet zoo vereerend onderscheidt, - maar ik ben personeel! -
O God wat voor menschen! -
Voor de tiende maal vraag ik u hoe denkt Jan toch dat ik leef? Als gij dezen ontvangt voor hij naar Amstm vertrokken is vraag hem dan of hij mijne zaak geheel omhelst? Zoo neen, dan verzoek ik hem om niet naar v. Hasselt of den Koning te gaan. Hij heeft het regt om partij te trekken voor wien hij wil, maar hij heeft niet het regt onder voorgeven vóór mij te spreken, mijne tegenstanders in de hand te werken, zoo als hij bij D. v. T. heeft gedaan. Hij heeft mij zeer benadeeld bij D. v. T. Als die ellendeling door Jan (die dat beter kon doen dan ik zelf) ferm was aangesproken, als Jan hem had gezegd dat het de vraag niet was of ik ingenomen was met mij zelf, dat het de vraag niet was of ik dien brief àl of niet goed geschreven had, maar dat het de vraag was of ik door zijn vervloekte schuld, door zijn pligtverzuim op straat stond, en dat de vraag was of hij verkoos dat te herstellen onder bedreiging anders tot den koning te gaan &c., dan