Geachte Heer Dekker!
Ik ontvang daar Uwen officiele van gisteren en zal het request doorzenden. Ik vraag mij zelven af, of ik de regels die hier volgen zullen, aan Uedg. moet doen afgaan of niet. Ik weet het, althans ik vrees het, ze houden Uedg. niet van Uw voornemen terug. Uedg. kan het mij zelfs euvel duiden en mij het regt ontzeggen van het schrijven derzelve. - Goed! - doch die vrees en die vooronderstelling houden mij toch niet daarvan terug. Want ik herinner mij, dat ik mij vaak in moeijelijke levensomstandigheden aan mij zelven overgelaten op eenzame plaatsen bevonden heb en tot besluiten gekomen ben, waaromtrent ik mij zelven later wel eens de bekentenis heb afgelegd, dat ik welligt anders zou hebben gehandeld, indien slechts eene enkele vriendelijke raadgeving of ondersteuning van gedachten, mij onder dien strijd, ware nabij geweest. - Uedg. beklaagde zich vroeger over het gemis van weerklank van gedachten en gevoelens onder Uwe omgeving te Rangkas Betong. Al was het alleen die herinnering, ze zoude mij tot het schrijven dezes genoopt hebben. - Nog is het derhalve tijd, - de post vertrekt eerst morgen avond te zes ure van hier; - er is geen periculum in mora, verwijl dus nog éénen postdag met de inzending. Uw snel genomen besluit moge Uedg. eene voldoening zijn, in de ogen van ieder ander zal die spoed overhaasting zijn en Uedg. veroordeelen.
Ik houd er mij van verzekerd, dat Mevrouw deze lezende, den inhoud daarvan kracht zal bijzetten. Moge hare poging dan ook sterker zijn dan de mijne en Uedg., nu het nog tijd is, terug houden van het nemen van eenen overijlden voor Uedg. en Uw huisgezin noodlottigen maatregel.
Geloof mij met hoogachting
Uedgestr. dw. dr.
BrestvanKempen