Het archief van Lebak
In zijn ‘Max Havelaar’ deelt Multatuli mee, dat de nieuw-benoemde assistent-resident van Lebak nog vóor zijn vertrek uit Batavia of Buitenzorg zich stukken ter inzage liet geven, die handelden over zijn nieuwe ambtsgebied (Werken I, blz. 105). Voorts, dat hij op zijn heenreis enkele dagen verbleef bij zijn chef, de resident van Bantam, en met hem besprekingen voerde over de toestanden in Lebak (Werken I, blz. 191). En tenslotte dat Havelaar de nacht na zijn installatie heeft doorgebracht in zijn kantoor met het bestuderen van stukken uit het archief van zijn voorganger (Werken I, blz. 103 en 119). Welke stukken het zijn die hij daar heeft aangetroffen, is voor een merkwaardig deel bekend; hijzelf immers heeft die dokumenten gevrijwaard voor verdwijning, door ze bij zijn vertrek in originele vorm of in afschrift mee te nemen als bewijsmateriaal. Het zogenaamde ‘pak van Sjaalman’ bevatte niet enkel talrijke dokumenten uit Dekkers eigen korte ambtsperiode, maar het bevatte ook een reeks van meer dan dertig archiefstukken uit de jaren 1852-1855, deels in het Nederlands gesteld, deels in het Maleis.
Multatuli heeft dit materiaal belangrijk genoeg geacht om het zijn leven lang zorgvuldig te bewaren; alleen al daarom is het ook belangrijk genoeg om het volledig te drukken. De opheldering van álle details in deze vele missives en verslagen is noch mogelijk, noch nodig: ook indien ze hier en daar een duistere plek behouden, geven ze toch gezamenlijk een zeer indrukwekkend beeld van de misstanden die Dekker bij zijn komst ter plaatse aantrof, en evenzeer van de activiteit, reeds door Carolus in de elf maanden van zijn bestuur daartegen betoond (vgl. Werken I, blz. 190-191). Het is voorts duidelijk dat Multatuli inderdaad verschillende van deze stukken ‘voor zich had liggen’, toen hij in het najaar van 1859 de ‘Max Havelaar’ schreef.
G.S.