Het nut der ‘Printah Aloes’
Toen laatstgenoemde secretaris der residentie Menado was, bevonden zich daar nog enkele slaven, die uit den aard der zaak behoorden tot de algemeene bezittingen hunner eigenaars. Naar aanleiding van het overlijden van een dezer slavenbezitters (wellicht van den láátste?) deed zich het geval voor, dat de nalatenschap openbaar moest worden geveild.
Nu werden weliswaar de slaven te Menado zeer humaan behandeld, doch het bloote feit der slavernij was den secretaris-vendumeester een begrijpelijke doorn in het oog. Hij vatte daarom het plan op de betreffende menschen uit deze slavernij te bevrijden door hen zelf te koopen en daarna onmiddellijk in vrijheid te stellen.
Zooals bekend, was evenwel de financieele toestand van den heer Douwes Dekker van dien aard, dat hij zich geen groote geldelijke offers kon getroosten.
Toen het oogenblik der veiling was aangebroken, werden de slaven ‘en bloc’ ingezet, waarna de secretaris een bod deed, dat onmiddellijk door andere aspiranten (Chineezen, Arabieren en inlanders van Menado) werd overtroefd.
De secretaris bood hooger, doch de andere kooplustigen dreven den prijs verder op. Hooger opbieden was voor Douwes Dekker onmogelijk, doch hij wenschte zich in geen geval den koop te doen ontgaan. Met ondubbelzinnigen nadruk op de eerste twee woorden kondigde hij daarop aan: ‘De secretaris biedt een gulden meer’.
Deze ‘perentah haloes’ had het gewenschte effect; niemand durfde meer te bieden. Machtsmisbruik? Wellicht, maar dan toch zonder eenige baatzucht en voor een goede zaak.