Volledige werken. Deel 9. Brieven en dokumenten uit de jaren 1846-1857
(1956)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[Bijlage
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||
In diezelfde afdeeling echter is over den oostelijken zijtak der rivier Gebang, onder Pitoeroek, eene kapitale brug gelegd, welke geheel aan het doel beantwoordt. De herstellingen der geheel of gedeeltelijk vernielde bruggen zijn dadelijk, zooveel de waterstand toeliet, aangevangen, en zullen in het jaar 1847 voltooid zijn.
Niemand kan den Javaan der residentie Bagelen zekere mate van behendigheid ontzeggen, in het vervaardigen van zoodanige voorwerpen als onmiddelijk behooren tot de inlandsche huishouding of tot datgene, wat bij hem als weelde beschouwd wordt; en werkelijk hoog is de trap, waarop die behendigheid gestegen is, als men dezelve vergelijkt met de hoogte waarop overigens de intellectuele hoedanigheden van den inlander staan. Vooruitgang in nijverheid kan echter, althans voor als nog, niet verwacht worden.
De handel kan, wat den uitvoer aangaat, geheel beoordeeld worden naar den hiernevens volgenden staat, aantoonende de uitgevoerde voorwerpen van nijverheid dezer residentie, gedurende het jaar 1846.Ga naar voetnoot*
Hierbij dient te worden opgemerkt, dat de invoer van veel grooter belang te achten is. Deze bestaat grootendeels in Europesche lijnwaden en lakens, Europesche zijden stoffen, Chinesche stoffen, gebatikte kleedjes, chitsen, gambier, gedroogde visch en trassie, padie en rijst (van welke laatste levensbehoeften evenwel waarschijnlijk in gelijke mate wordt uitgevoerd), ijzer en koperwerken, landbouwgereedschappen, goud- en zilverwerken en andere artikelen voor inlandsch gebruik. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Het inlandsche schoolwezen verkeert aanhoudend op den bekenden lagen trap van onvolkomenheid, terwijl de gelegenheid voor Europeanen, om hunne kinderen een behoorlijk onderrigt te doen erlangen, geheel ontbreekt, eene omstandigheid welke uit hoofde van het groot aantal individuën, die daardoor in hunne dierbaarste belangen worden benadeeld, eene voorziening wenschelijk maakt. De inlandsche geestelijkheid blijft wat zij was, voor het meerendeel onwetend, rustig en buiten alle bemoeijenis met publieke aangelegenheden. De uitgereikte passen voor bedevaartgangers naar Mekka zijn over 1846 weinig geweest. Armoede en bedelarij zijn zeldzaam. |
|