toch wel een beetje verlangend ben naar de post van morgen, want die brengt mij zeker iets van mijne lieve... Cateau die mij beloofd heeft terstond van Batavia te zullen schrijven.
Om niet te jokken moet ik hier dadelijk bij zeggen dat het goede kind mij moeijelijk van Batavia schrijven kan, omdat zij nog altijd op Poerwakarta is. Ik moest toch wat zeggen om op dat ‘lieve’ te laten volgen.
22 November. Ik heb eenen brief van mijnen vader ontvangen, kort maar hartelijk. Men beklaagt zich in Holland over mijne traagheid in het schrijven. Voortaan zal dit beteren, omdat ik in den vervolge vrolijke tijdingen zal hebben mede te deelen, niet waar mijn bruidje? Vroeger als ik zoo verdrietig was, liet ik hun niet gaarne den last mijner onaangename stemming dragen. Voorts meldt mij mijne schoonzuster dat zij binnen weinige dagen hoopt te verlossen en dat het, als het een zoontje is, Eduard heeten zal. Vindt gij dat niet lief van hun. Ik heb mijn broeder bedankt voor die attentie waarvoor ik heel gevoelig ben. Ik zend u den brief van mijn broeder met den daarbij gaanden halven brief van den heer Van Leeuwen uit Utrecht, waaruit gij zien zult dat Mine een weinig beter was dan te voren. Hoop op herstel is er echter niet. Mogt zij het slechts tot de tehuiskomst van Jan volhouden, anders zal hij radeloos wezen. Met het denkbeeld dat zij sterven moet is hij eigen, maar hij had het nog niet opgegeven haar terug te zien, al was het slechts één uur lang!
Ten slotte heeft mijne eigene zuster mij een allerliefsten brief geschreven. Ik heb haar ook in 't bijzonder geantwoord, alweder meest over u natuurlijk.
Nu, heele lieve, ik geef u van allerlei te lezen, mijn eigen brief deugt het minste. Ik weet dit wel, maar denk dat ik geen brief van u heb gekregen, en dus niet heel erg te spreken ben. Ik heb u heel lief, mijn lief meisje, zult gij veel aan mij denken? God beware u, mijne Everdine
Uw Eduard.