[1 maart 1844
Advies van de Dir.-Gen. van Financiën betreffende Dekker]
* 1 maart 1844
Consideratiën en advies van de Directeur-Generaal van Financien, inzake de missive van Michiels, dd. 20 januari. (Bescheiden 1910, blz. 244) De Directeur-Generaal heeft in zijn kritiek op de termen ontslag en schorsing in zo verre ongelijk, dat Michiels het ontslag van Dekker te Natal aanvankelijk als een overplaatsing naar de Padangse Bovenlanden had bedoeld.
De mededeeling in de onderwerpelijke missive vervat, geven den Rapporteur geene aanleiding tot eene verandering of wijziging in het advies, door hem in de zaak van den Ambtenaar E. Douwes Dekker uitgebragt, bij rapport van den 9 Februarij No. 12.
Volgens dezelve kan het aanvankelijk tegen dien ambtenaar ingesteld gerechtelijk onderzoek, uit gebrek aan bewijsstukken niet worden voortgezet, doch schijnt Dekker de bevonden tekortkomsten op zijne administratie van 's lands gelden, als eene schuld ten zijnen laste te hebben erkend, immers blijkt dit uit zijn verzoek om dezelve bij successive inhoudingen op zijn tractement te mogen aanzuiveren.
Het bij besluit van den 24 October 1843 No. 4 door uwe Excellentie goedgekeurd ontslag van den meergenoemden ambtenaar uit zijne toenmalige bediening, en de later daarop, blijkens kennisgave van den Gouverneur gevolgde suspensie maken, van zelve de inwilliging van voorschreven verzoek niet doenlijk en blijft de restitutie van het door Dekker aan den Lande verschuldigde, alzoo vooreerst achterwege, als bezittende hij, volgens zijne verklaring, geene middelen, om daaruit de schuld aan te zuiveren; al wierd hij daartoe in regten genoodzaakt.
In dezen stand van zaken gelooft de ondergeteekende, dat vooreerst verder niets anders te verrigten valt, dan de Rekenkamer aan te schrijven, om zoo spoedig doenlijk het bestuur op Sumatra in het bezit te stellen der, bij haar berustende en voor de