[21 maart 1843
Missive van Dekker aan Weddik inzake zoutmaten]
* 21 maart 1843
Missive van Dekker aan Resident Weddik inzake verificatie van zoutmaten; antwoord op diens schrijven van 16 maart. (Bescheiden 1910, blz. 80) De tekst van het bedoelde proces verbaal is niet teruggevonden.
No. 136.
Bijlagen Proces Verbaal in 2o.
Natal, 21 Maart 1843.
Resident Aijer Bangie.
Ter voldoening aan den inhoud van Uwedg missive dd 7 Januarij JL: no. 25/61 en met referte tot Uhedg schrijven van den 16 JL: no 319/61 heb ik de eer Uwedgestr: hiernevens aantebieden Proces-Verbaal in 2o van de hier plaats gehad hebbende Verificatie der Zoutmaten, waarbij ik echter de vrijheid neem het volgende te noteren.
Bij Proces Verbaal van overgave der Kas- en pakhuis administratie etc d:d: 30 november Ao Po, ingezonden bij mijne missive van den 14n December daaraanvolgende no 549, wordt slechts melding gemaakt van 5 in het pakhuis alhier aanwezige Zoutmaten, terwijl er bij de opname van heden 6 van die maten bevonden zijn; Het is moeijelijk op te geven welke maat in de opname van 30 november niet begrepen is, en ik heb daarom het juiste gewigt benevens den inhoud van alle hier aanhandene Zoutmaten in het proces verbaal van heden doen opnemen.
Ofschoon het mij bewust is dat de inhoud der picolmaat Zout niet juist aan het gewigt van 125 ℔ behoeft te beantwoorden, komt mij echter over het geheel de inhoudszwaarte der maten een weinig hoog voor. Indien mijn vermoeden juist is zoude misschien hieruit de reeds zoo lang bestaan hebbende Verschillen bij Zoutverzendingen herwaarts kunnen worden opgelost. Ik neem de vrijheid Uwedg beleefdelijk te verzoeken mij hieromtrent wel te willen onderrichten, daar ik mij toch verzekerd houde dat de wijze van meting naauwkeurig overeenkomt met het voorgeschrevene bij Stbl. 1827 no 77. Art 6.